Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid[1] [2] [3]

Inhoud

In werking treding

Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip.


Tekst van de regeling

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

Het Koninkrijk België

Hierna te noemen „de verdragsluitende partijen”;

  • Wensende een diepgaande samenwerking te ontwikkelen tussen de voor de sociale zekerheid bevoegde autoriteiten en organen, voornamelijk met het oog op een betere toepassing en nadere uitwerking van de communautaire regels, meer in het bijzonder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
  • Om het vrije verkeer en de rechten van de sociaal verzekerden te waarborgen, en de houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels te verzekeren;
  • Wensende tevens nadere afspraken te maken met het oog op de rechtmatige uitvoering van regelingen voor sociale bijstand en voor de wettelijke niet-contributieve inkomensgebonden uitkeringen die aan behoeftige personen worden toegekend;
  • De wil hebbende de functionele samenwerking te versterken en uit te breiden;
  • Strevend naar een modernisering en een stroomlijning van de uitwisseling van gegevens, gelet op de ontwikkeling van technologieën en databases in het kader van het beheer van de sociale zekerheid;
  • De wens hebbende de risico’s op fraude en onjuistheden te voorkomen en zich ervan te vergewissen dat de juiste personen de uitkeringen waarop ze daadwerkelijk recht hebben, op het gepaste tijdstip ontvangen;
  • Hierbij steunend op een geïntegreerde aanpak gebaseerd op preventie, verificatie, controle, inspectie en een correcte afhandeling;
  • Gebruik makend van de mogelijkheid geboden door de bepalingen van artikel 8, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en van artikel 8, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, die bepalen dat twee lidstaten van de Europese Unie onderling, voor zover daaraan behoefte bestaat, overeenkomsten kunnen sluiten welke op de beginselen en de geest van deze Verordening berusten;
  • De wens hebbende bovendien de Resolutie 1999/C 125/01 van de Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad van 22 april 1999 bijeen. over een gedragscode ter verbetering van de samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten bij de bestrijding van grensoverschrijdende uitkerings- en premiefraude in de sociale zekerheid en zwartwerk, en met betrekking tot de grensoverschrijdende terbeschikkingstelling van werknemers, uit te voeren;
  • De wens hebbende om, met het oog op een effectievere invordering en een soepeler werking van de coördinatieregels, de procedures inzake de wederzijdse bijstand tussen de organen bij de invordering van schuldvorderingen op het gebied van de sociale zekerheid te versterken. Effectieve invordering is tevens een middel om misbruik en fraude te voorkomen en aan te pakken en een manier om de houdbaarheid van de socialezekerheidsregelingen te verzekeren;
  • Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens;

Zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder de volgende termen:

a. „Verordening”: Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
b. „Toepassingsverordening”: Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
c. „bevoegde autoriteit”: de Ministers die, ieder wat hem betreft, belast zijn met de uitvoering van de wetgeving bedoeld in artikel 3 van dit Verdrag;
d. „bevoegd orgaan” en „verbindingsorgaan”: de organen zoals gedefinieerd in artikel 1 sub q van de Verordening en artikel 1, tweede lid, sub b, van de Toepassingsverordening en die vermeld worden in de gegevensbank waarnaar wordt verwezen in artikel 88, vierde lid, van de Toepassingsverordening;
e. „gegevens”: alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wetten en de vaststelling van het recht op de regelingen en voorzieningen genoemd in artikel 3 van dit Verdrag betreffende de burgerlijke staat, het inkomen en vermogen, woon- en verblijfplaats, sociaal verzekeringsnummer en alle overige gegevens waarvan de toekenning van uitkeringen afhangt.

2. Voor zover in dit Verdrag niet anders is bepaald hebben de gebruikte termen de betekenis zoals daaraan is toegekend in het eerste lid van dit artikel. Andere termen en uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt of termen en uitdrukkingen die in dit Verdrag niet worden gedefinieerd, hebben de betekenis die daaraan respectievelijk in de wetgeving die wordt toegepast, wordt toegekend.

3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, sub d, van dit artikel worden voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake sociale bijstand en de Belgische wettelijke, niet-contributieve, inkomensgebonden uitkeringen die aan behoeftige personen worden toegekend de bevoegde organen en verbindingsorganen aangeduid in de administratieve schikking zoals vermeld in artikel 16 van dit Verdrag.

Artikel 2 Personele werkingssfeer

Dit Verdrag is van toepassing op de personen die deel uitmaken van de personele werkingssfeer van de Verordening, alsook op de personen die een uitkering aanvragen of ontvangen, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van dit Verdrag.

Artikel 3 Materiële werkingssfeer

1. Dit Verdrag is van toepassing op de wetgevingen die deel uitmaken van de materiële werkingssfeer van de Verordening. Voor wat België betreft, is dit Verdrag eveneens van toepassing op de wetgeving betreffende het jaarlijks vakantiegeld.

2. Het is tevens van toepassing op de Nederlandse wetgeving inzake sociale bijstand en op de Belgische wettelijke, niet-contributieve, inkomensgebonden uitkeringen die aan behoeftige personen worden toegekend.

3. De in het tweede lid van dit artikel bedoelde uitkeringen worden vermeld in een bijlage bij de administratieve schikking zoals bedoeld in artikel 16 van dit Verdrag. Deze bijlage wordt voor zover nodig bijgewerkt in gemeenschappelijk overleg tussen de bevoegde autoriteiten.

Artikel 4 Territoriale werkingssfeer

Het territoriale toepassingsgebied van dit Verdrag is:

  • wat het Koninkrijk België betreft, het grondgebied van België;
  • wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, het grondgebied in Europa.


TITEL II ALGEMENE PRINCIPES VAN DE SAMENWERKING

Artikel 5 Informatie over de ontwikkelingen van de wet- en regelgeving

De bevoegde autoriteiten informeren elkaar rechtstreeks en regelmatig over de fundamentele wijzigingen aangebracht in de wet- en regelgevingsbepalingen die vallen onder het toepassingsgebied van dit Verdrag.

Artikel 6 Uitwisseling van statistische gegevens

De bevoegde organen en de verbindingsorganen wisselen statistische gegevens uit, zoals is overeengekomen in de administratieve schikking bedoeld in artikel 16 van dit Verdrag.

Artikel 7 Werking van de wederzijdse administratieve bijstand

1. Ieder bevoegd orgaan van één van de Verdragsluitende Partijen kan zich wenden tot een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, rechtstreeks of door bemiddeling van een verbindingsorgaan, voor het opvragen van gegevens die nodig zijn voor een juiste uitvoering van haar taak.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel brengt het bevoegde orgaan van één van de Verdragsluitende Partijen, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij op de hoogte van wijzigingen in de gegevens die van belang zijn voor de behandeling van dossiers van individuele gevallen waarmee laatstgenoemd orgaan belast is.

3. Het bevoegde orgaan dat een informatieaanvraag ontvangt, geeft daaraan gevolg binnen de termijn voorzien in de samenwerkingsovereenkomsten, bedoeld in artikel 17 van dit Verdrag. Deze termijn mag drie maanden niet overschrijden.

4. De wederzijdse administratieve bijstand is kosteloos. De bevoegde organen kunnen echter overeenkomen dat bepaalde kosten worden vergoed.

Artikel 8 Bescherming van gegevens

1. Met het oog op de toepassing van dit Verdrag verstrekken de bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen gegevens, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub e, van dit Verdrag, met inachtneming van de mogelijkheden die in de respectievelijke wetgevingen voorzien zijn. Het betreft de gegevens die nodig zijn voor de terug- en invordering van de aan het bevoegde orgaan van een van de Verdragsluitende Partijen verschuldigde bedragen, voor de vastlegging van het bedrag van de verschuldigde bijdragen of heffingen, en voor de aanspraak op uitkeringen bedoeld in artikel 3 van dit Verdrag.

2. Het bewaren, verwerken of verspreiden van gegevens door het bevoegde orgaan van de Verdragsluitende Partij waaraan deze gegevens worden verstrekt, is geregeld in de wetgeving betreffende de bescherming van de gegevens van deze Verdragsluitende Partij.

3. Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de toepassing van de respectievelijke wetgevingen van de Verdragsluitende Partijen, met name voor de regels betreffende het bepalen van de toepasbare wetgeving en voor de regels betreffende het verifiëren, voor zover nodig, van het recht van de betrokken personen op de in artikel 3 van dit Verdrag bedoelde uitkeringen.

4. Voor de verstrekte inlichtingen en documenten geldt de regeling voor de bescherming van gegevens van toepassing op het grondgebied van iedere Verdragsluitende Partij, krachtens de nationale, internationale en communautaire normen en in het bijzonder Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

Artikel 9 Wijze van overdracht en in verband brengen van bestanden

1. Voor iedere in het kader van dit artikel uitgevoerde handeling worden de principes op het gebied van noodzakelijkheid, proportionaliteit en de bepalingen van artikel 8 van dit Verdrag nageleefd. De consultatie van de bestanden door het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij moet, in voorkomend geval, onderworpen worden aan het systeem van voorafgaande machtiging.

2. Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij kan een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, of iedere andere door de laatste aangeduide instelling, verzoeken haar bestanden te consulteren of over te dragen via elektronische weg om ze te doorzoeken, te vergelijken, te gebruiken, te verzamelen en te integreren in een automatisch of halfautomatisch proces.

3. De aanvraag van het bevoegde orgaan bedoeld in het tweede lid van dit artikel heeft tot doel de bestrijding van het risico op fraude, misbruik en onjuistheden vast te stellen bij het bepalen van de toepasselijke wetgeving, de vaststelling van verschuldigde bijdragen en de beoordeling van het recht op uitkering. De aanvraag heeft betrekking op het controleren en verifiëren van de gegevens.

4. Het bevoegde orgaan waaraan de aanvraag bedoeld in het tweede lid van dit artikel wordt gericht, bezorgt de gevraagde bestanden op de datum of volgens de periodiciteit die de bevoegde organen zijn overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomsten als bedoeld in artikel 17 van dit Verdrag.


TITEL III SAMENWERKING BETREFFENDE DE UITKERINGEN

Artikel 10 Verificatie en cumulatie

1. Op verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij voert een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Partij het onderzoek uit dat noodzakelijk is voor het verifiëren van het recht van de persoon die een uitkering aanvraagt of ontvangt.

2. Ieder bevoegd orgaan dat een uitkering uitbetaalt, of dat onderzoekt of een persoon in aanmerking komt voor een uitkering, kan, indien het orgaan dit nodig acht, nagaan of dit leidt tot een onrechtmatige cumulatie met een uitkering toegekend op grond van de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij.

3. Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste lid van dit artikel, kan het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, zonder voorafgaande aanvraag, een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Partij inlichten over iedere vastgestelde verandering in de situatie van een persoon die onder het toepassingsgebied van dit Verdrag valt.

4. Het bevoegde orgaan waaraan de aanvraag wordt gericht, controleert de gegevens betreffende de aanvrager van of de rechthebbende op een uitkering of betreffende zijn gezinsleden. Vervolgens zendt het bevoegde orgaan een verklaring inzake de verificatie tezamen met voor eensluidend verklaarde afschriften van de relevante stukken naar het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

5. De verificatie kan de vorm aannemen van een rechtstreekse inzage in de gegevens over de aanvrager van of de rechthebbende op een uitkering of over zijn gezinsleden, waarover de andere Verdragsluitende Partij beschikt, op voorwaarde dat, in voorkomend geval, het systeem van voorafgaande machtiging wordt nageleefd.

6. Elk bevoegd orgaan verzamelt en verifieert de gegevens op dezelfde manier als voor het onderzoeken van een aanvraag of betaling krachtens haar eigen wetgeving.

Artikel 11 Geweigerde uitbetalingen, schorsing van uitbetaling of stopzetting

Op basis van de in dit Verdrag vermelde inlichtingen en controles, kan een bevoegd orgaan van een Verdragsluitende Partij een prestatie weigeren, schorsen of stopzetten.


TITEL IV INVORDERING VAN BIJDRAGEN EN HEFFINGEN TERUGVORDERING VAN NIET-VERSCHULDIGDE BEDRAGEN

Artikel 12 Procedure voor invordering en terugvordering

De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe uitvoering te geven aan de Toepassingsverordening door in de administratieve schikking zoals bedoeld in artikel 16 van dit Verdrag een procedure uit te werken voor de invordering van bijdragen en heffingen en de terugvordering van niet verschuldigde bedragen.


TITEL V SAMENWERKING BETREFFENDE DE CONTROLES

Artikel 13 De samenwerking betreffende de controles

De bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij zorgen, op verzoek, voor ondersteuning bij de door de bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Partij uitgevoerde controleacties. Ze verlenen elkaar bijstand, overeenkomstig de wetgeving die op het grondgebied van elke Verdragsluitende Partij van toepassing is, om de geldigheid van documenten en attesten te bepalen, en met het oog op iedere andere vorm van wederzijdse bijstand en samenwerking.

Artikel 14 Nadere controleregels

1. Vertegenwoordigers van bevoegde organen of verbindingsorganen van de ene Verdragsluitende Partij kunnen op verzoek van de andere Verdragsluitende Partij aanwezig zijn bij de controles van deze laatste Verdragsluitende Partij. Voorts kunnen de bevoegde organen en verbindingsorganen vertegenwoordigers uitwisselen voor het verzamelen van de voor de uitoefening van hun controleopdracht nuttige inlichtingen.

2. De vertegenwoordigers van bevoegde organen of verbindingsorganen van één van de Verdragsluitende Partijen nemen enkel als waarnemer deel aan de op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij uitgevoerde controles en moeten steeds in staat zijn hun hoedanigheid te verantwoorden.

3. De periodiciteit van deze controles, het benodigde aantal vertegenwoordigers voor de goede uitvoering van de controles alsook de nadere regels voor de evaluatie ervan worden in de in artikel 17 van dit Verdrag bedoelde samenwerkingsovereenkomsten opgenomen.

Artikel 15 Controle van de detacheringsvoorwaarden

1. De Verdragsluitende Partijen verifiëren of overeenkomstig de Verordening alle detacheringsvoorwaarden worden nageleefd, met inbegrip van alle elementen die voor de vaststelling van de feitelijke arbeidsrelatie bepalend zijn.

2. In geval van geschil geven de Verdragsluitende Partijen uitvoering aan de beslissing nr. A1 van 12 juni 2009 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels betreffende de instelling van een dialoog- en bemiddelingsprocedure met betrekking tot de geldigheid van documenten, het bepalen van de toepasselijke wetgeving en het verlenen van prestaties uit hoofde van de Verordening of aan eventuele beslissingen die de voornoemde beslissing zouden vervangen.


TITEL VI NADERE UITVOERINGSREGELS

Artikel 16 Administratieve schikking

De bevoegde autoriteiten sluiten een administratieve schikking om de nadere regels voor de uitvoering van dit Verdrag te bepalen.

Artikel 17 Samenwerkingsovereenkomsten

De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen, binnen de aan hen door de wet toegekende bevoegdheden, samenwerkingsovereenkomsten sluiten. Deze samenwerkingsovereenkomsten hebben betrekking op de in dit Verdrag bedoelde aangelegenheden, met uitsluiting van de aangelegenheden die geregeld zijn in de administratieve schikking, te sluiten op grond van artikel 16 van dit Verdrag.

Artikel 18 De Gemengde Commissie en geschillenregeling

1. Een Gemengde Commissie wordt opgericht voor de opvolging van en de beslechting van geschillen betreffende de toepassing van dit Verdrag. De Gemengde Commissie zal uit de volgende leden zijn samengesteld:

voor het Koninkrijk België,
a. voor de bevoegde autoriteiten: de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Sociale Zekerheid of één of meerdere door hem aangeduide vertegenwoordigers;
b. voor de openbare instellingen van sociale zekerheid: één of meerdere vertegenwoordigers aangeduid door het College van Administrateurs-generaal;
voor het Koninkrijk der Nederlanden,
c. één of meerdere door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen vertegenwoordigers.

2. De administratieve schikking, zoals vermeld in artikel 16 van dit Verdrag, bepaalt de nadere regels voor de organisatie en werking van de Gemengde Commissie.


TITEL VII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Aanpassingsclausule

De bepalingen van dit Verdrag blijven van toepassing voor zover ze geen afbreuk doen aan de bepalingen van de Verordening en de Toepassingsverordening.

Artikel 20 Geldigheidsduur van het Verdrag

Dit Verdrag wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Het kan door elk van de Verdragsluitende Partijen bij schriftelijke kennisgeving aan de andere Verdragsluitende Partij worden opgezegd. De opzegging wordt twaalf maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere Verdragsluitende Partij van kracht.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand, volgend op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk, langs diplomatieke weg, hebben medegedeeld dat aan hun constitutionele vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.


TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 6 december 2010, in tweevoud, in de Franse en de Nederlandse taal, zijnde beide gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

KAMP

Voor het Koninkrijk België:

L. ONKELIN



Voetnoten