6/14

Tekst regeling

Onder de inkomsten uit rechtstreekse exploitatie van onroerende goederen vallen ingevolge 6/11 en 6/12 o. m. inkomsten van land- en bosbouwbedrijven, d.w.z. inkomsten uit de rechtstreekse exploitatie van land- en tuinbouw, van bosbedrijven en boomkwekerijen, van fruit- en wijnteelt, alsmede van veeteelt voor zover het in dit laatste geval om een agrarisch bedrijf gaat.

Deze inkomsten worden aldus door de overeenkomsten aan de verdragsregeling voor ondernemingswinst (zie hst. 7) onttrokken, wat impliceert dat zij in de liggingsstaat belastbaar zijn zonder dat moet worden gelet op het al of niet bestaan van een vaste inrichting in de zin van hst. 5. Dit is echter niet het geval :

a) wat de ov. met Australië, Malta, de ex-USSR en de Verenigde Staten betreft, doordat de definitie va: onroerende goederen in deze overeenkomsten niet tot landen bosbouwbedrijven is uitgebreid (zie 6/11) ;

b) wat een aantal andere overeenkomsten betreft, waarin, bepaalde agrarische bedrijven als vaste inrichtingen in de zin van hst. 5 zijn aangemerkt:

• landbouwbedrijven in de ov. met Indonesië, Maleisië, Singapore en Sri Lanka;
• bosbouwbedrijven in de ov. met Maleisië;
• plantages in de ov. met Indonesië, Israël, Maleisië. Singapore en Sri Lanka.

Dit onderscheid in behandeling heeft in de praktijk geen gevolgen ten aanzien van de heffingsbevoegdheid, daar de exploitatie van een landbouwbedrijf in de liggingsstaat toch ontstaan geeft aan een vaste inrichting in de zin van hst. 5. Wel kan dit onderscheid van belang zijn bij de vaststelling van het bedrag van de belastbare inkomsten waarvoor de regeling voor ondernemingswinst, anders dan die voor inkomsten uit onroerende goederen, bepaalde regels voorschrijft o.m. in verband met de splitsing van de gehele winst van de onderneming en de aftrek van kosten van algemene leiding en beheer.

In het kader van de ov. met Nederland is met betrekking tot landbouwers, wier bedrijven zich over de Belgische Nederlandse grens uitstrekken, met de Nederlandse administratie een regeling over het uitwisselen van inlichtingen met het oog op de belastingheffing van de betrokkenen (zie hst. 26).