Artikel 29 DBV

Uit NeBelEx Wiki
(Doorverwezen vanaf Art. 29 DBV)
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdragstekst

Artikel 29. Uitwisseling van inlichtingen

De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die relevant zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Verdrag of aan die van de nationale wetgeving van de verdragsluitende Staten met betrekking tot belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een verdragsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging terzake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op belastingen die door een verdragsluitende Staat worden geheven. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.


Inhoudelijke wijziging

Nog in werking te treden

Artikel 29. Uitwisseling van inlichtingen

1. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting relevant zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag of voor de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming, die worden geheven door of ten behoeve van de verdragsluitende Staten, of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.

2. Alle uit hoofde van paragraaf 1 door een verdragsluitende Staat ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de in paragraaf 1 bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten gebruiken die inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen de inlichtingen bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande hetgeen voorafgaat, mogen de door een verdragsluitende Staat verkregen inlichtingen voor andere doeleinden worden gebruikt indien ze overeenkomstig de wetgeving van beide Staten voor die andere doeleinden mogen worden gebruikt en indien de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, de toestemming geeft voor dat gebruik.

3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat zij een verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:

a) administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere verdragsluitende Staat;
b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere verdragsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, commercieel of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

4. Indien inlichtingen worden verzocht door een verdragsluitende Staat in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere verdragsluitende Staat zijn maatregelen inzake het verzamelen van inlichtingen aan om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, zelfs al heeft die andere Staat die inlichtingen niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. Op de in de vorige zin vervatte verplichting zijn de beperkingen van paragraaf 3 van toepassing, maar die beperkingen mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat het een verdragsluitende Staat toegestaan is het verstrekken van inlichtingen te weigeren, enkel omdat die Staat geen nationaal belang heeft bij dergelijke inlichtingen.

5. De bepalingen van paragraaf 3 mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat het een verdragsluitende Staat toegestaan is het verstrekken van inlichtingen te weigeren, enkel omdat de inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een trust, een stichting, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als zaakwaarnemer optreedt, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon. Teneinde zulke inlichtingen te verkrijgen, heeft de belastingadministratie van de aangezochte verdragsluitende Staat de bevoegdheid om te vragen inlichtingen bekend te maken en om een onderzoek en verhoren in te stellen, niettegenstaande andersluidende bepalingen in de nationale belastingwetgeving van die Staat.

6.

a) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, zijn de bepalingen van dit artikel overeenkomstig van toepassing op inlichtingen die relevant zijn voor de uitvoering van inkomensgerelateerde regelingen onder de Nederlandse wetgeving door de Nederlandse belastingdienst, die is belast met de toepassing of de tenuitvoerlegging van deze regelingen.
b) Indien op grond van paragraaf 1 inlichtingen voor de belastingheffing worden verkregen door een verdragsluitende Staat, mogen deze inlichtingen, niettegenstaande de laatste zin van paragraaf 2, door die Staat ook worden gebruikt voor de uitvoering van de inkomensgerelateerde regelingen, bedoeld in subparagraaf a) van deze paragraaf.


Inwerkingtreding

Artikel 4

1. Dit Protocol, dat een integrerend deel van het Verdrag vormt, treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de verdragsluitende Staten elkaar er langs diplomatieke weg van op de hoogte hebben gesteld dat aan de nationaal vereiste voorwaarden is voldaan.

2. Dit Protocol is van toepassing:

a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari 2010;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december 2010.

3. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 2, zijn de bepalingen van dit Protocol van toepassing op de belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari 2008 ingeval die inkomsten het voorwerp uitmaken van een verzoek tot uitwisseling van inlichtingen die berusten bij een bank of andere financiële instelling.


Protocol

27a. Met betrekking tot artikel 29

Nog in werking te treden

Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, zal artikel 29 met betrekking tot belastingen die worden geheven ten behoeve van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen, voor zover deze niet door de verdragsluitende Staten zelf worden geheven, voor de beide verdragsluitende Staten pas van toepassing zijn vanaf de datum waarop België Nederland langs diplomatieke weg op de hoogte heeft gesteld van zijn instemming met deze toepassing.


Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Uitwisseling van inlichtingen (artikel 29)

Artikel 29 regelt, in overeenstemming met het OESO Modelverdrag 1992/1997, dat de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten de inlichtingen uitwisselen die relevant zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van het verdrag of aan de bepalingen van ieders nationale wetgeving met betrekking tot de belastingen die ingevolge de paragrafen 3 en 4 van artikel 2 onder de materiële werkingssfeer van het verdrag vallen. In weerwil van het bepaalde in artikel 1, mogen deze inlichtingen tevens informatie over niet-inwoners omvatten.

Met betrekking tot de aldus door een verdragsluitende Staat verkregen inlichtingen geldt dezelfde geheimhoudingsverplichting als door die Staat wordt gehanteerd met betrekking tot de onder nationale wetgeving verkregen inlichtingen. Voorts mogen de verkregen inlichtingen alleen ter kennis worden gebracht van personen of autoriteiten (waaronder rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij, alsmede uitsluitend met het oog op, de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de door een verdragsluitende Staat geheven belastingen. Deze personen of autoriteiten kunnen tijdens openbare terechtzittingen of in rechterlijke beslissingen melding maken van de aldus verkregen inlichtingen.

Artikel 31 bevat vervolgens, overeenkomstig het OESO Modelverdrag 1992/1997, algemene beperkingen die bij de verplichting tot het uitwisselen van inlichtingen in acht moeten worden genomen.

De uitwisseling van inlichtingen wordt mede beheerst door de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1977, gewijzigd door de Richtlijn 79/I070/EEG van de Raad van 6 december 1979 en de Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 en aangevuld met de aanpassingen op grond van de toetreding van nieuwe lidstaten, betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en de indirecte belastingen. Op basis van deze richtlijnen en de bepalingen van artikel 27 van het huidige Belgisch-Nederlandse belastingverdrag van 19 oktober 1970 zijn de bevoegde autoriteiten van België en Nederland de Regeling van 25 september 1997 betreffende de automatische en spontane uitwisseling van inlichtingen, in België gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 maart 1998 en in Nederland onder nummer AFZ97/3531 gepubliceerd in Stcrt. nr. 1997, 232, (een en ander onverminderd het bepaalde van de Overeenkomst van 24 mei 1845 inzake wisseling van renvooien tussen de Nederlandse en Belgische administratie) en de Regeling van 3 juni 1998 betreffende de intensivering van de wederzijdse bijstand tussen de belastingdiensten van Nederland en België, in België gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 juli 1998, p. 22 862, en in Nederland onder nummer AFZ98/2367 gepubliceerd in Stcrt. 1998, 120, overeengekomen. Met tekstuele aanpassing zullen deze regelingen onder het onderhavige verdrag onverminderd toepassing blijven vinden.

Voorts wordt de uitwisseling van inlichtingen mede beheerst door het tussen de lidstaten van de Raad van Europa en de lidstaten van de OESO op 25 januari 1988 te Straatsburg gesloten verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (het WABB-verdrag). In België is dit verdrag goedgekeurd bij Wet van 24 juni 2000, Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2000, p. 34 926, en in werking getreden op 1 december 2000. In Nederland is dit verdrag goedgekeurd bij Rijkswet van 26 juni 1996, Stb. 1996, 382, en in werking getreden op 1 februari 1997.


Aantekeningen

Externe links