Artikel 1 V1408/71

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Voor de toepassing van deze verordening:

a. wordt onder „werknemer” en onder „zelfstandige” respectievelijk verstaan ieder:

i) die verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een of meer gebeurtenissen, behorende tot de takken van een stelsel van sociale zekerheid voor werknemers of zelfstandigen of tot een bijzonder stelsel voor ambtenaren;
ii) die in het kader van een stelsel van sociale zekerheid dat voor alle ingezetenen of voor de gehele beroepsbevolking geldt, verplicht verzekerd is tegen één of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is:
— wanneer hij door de wijze van beheer of van financiering van dit stelsel als werknemer of zelfstandige kan worden onderkend, dan wel
— indien dergelijke criteria niet aanwezig zijn, wanneer hij verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een andere in bijlage I omschreven gebeurtenis, in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel of onder iii) bedoeld stelsel, dan wel, bij gebreke van zulk een stelsel in de betrokken Lid-Staat, wanneer hij beantwoordt aan de in bijlage I gegeven definitie;
iii) die in het kader van een stelsel voor sociale zekerheid dat volgens de in bijlage I vastgestelde criteria op uniforme wijze is georganiseerd ten behoeve van de gehele plattelandsbevolking, verplicht verzekerd is tegen meerdere gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is;
iv) die, in het kader van een stelsel van sociale zekerheid van een Lid-Staat, ingesteld voor werknemers of voor zelfstandigen of voor alle ingezetenen of voor bepaalde categorieën ingezetenen, vrijwillig verzekerd is tegen één of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is (zie Jurisprudentie):
— indien hij al dan niet in loondienst werkzaam is, of
— indien hij tevoren in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel van dezelfde Lid-Staat verplicht verzekerd is geweest tegen dezelfde gebeurtenis;

b) wordt onder „grensarbeider” verstaan iedere werknemer of zelfstandige die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent op het grondgebied van een Lid-Staat en woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat, waarheen hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert; de grensarbeider die door de onderneming waaraan hij normaliter verbonden is, wordt gedetacheerd of die een dienstverrichting uitvoert op het grondgebied van dezelfde of een andere Lid-Staat, behoudt echter gedurende een tijdvak van ten hoogste vier maanden de hoedanigheid van grensarbeider, ook al kan hij tijdens deze periode niet dagelijks of niet ten minste eenmaal per week terugkeren naar zijn woonplaats;

c) wordt onder „seizoenarbeider” verstaan iedere werknemer die zich begeeft naar het grondgebied van een andere Lid-Staat dan die, op het grondgebied waarvan hij woont, teneinde aldaar voor rekening van een onderneming of een werkgever uit deze Staat seizoenarbeid te verrichten voor een tijdvak dat in geen geval langer dan acht maanden mag duren, en die gedurende zijn werkzaamheden op het grondgebied van bedoelde Staat ver- blijft; onder seizoenarbeid wordt verstaan arbeid die van het seizoen afhankelijk is en elk jaar automatisch terugkeert;

c bis) wordt onder „student” verstaan iedere andere persoon dan een werknemer of een zelfstandige of een lid van diens gezin of een nagelaten betrekking in de zin van deze verordening, die een studie of een beroepsopleiding volgt welke leidt tot een door de instanties van een lidstaat officieel erkende kwalificatie, en die verzekerd is in een algemeen stelsel van sociale zekerheid of in een bijzonder stelsel van sociale zekerheid dat op studenten van toepassing is;

d) heeft de term „vluchteling” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen;

e) heeft de term „staatloze” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen;

f)

i) wordt onder „gezinslid” verstaan iedere persoon die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend of, in de gevallen bedoeld in artikel 22, lid 1, onder a), en artikel 31, in de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid; indien deze wetgevingen echter uitsluitend als gezinslid of huisgenoot beschouwen degene die bij de werknemer, zelfstandige of student inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak op kosten van deze werknemer, zelfstandige of student wordt onderhouden. Wanneer de wetgeving van een lidstaat het niet mogelijk maakt de gezinsleden te onderscheiden van de andere personen op wie zij van toepassing is, heeft de term „gezinslid” de betekenis die daaraan is gegeven in bijlage I.
ii) wanneer het echter om prestaties voor gehandicapten gaat die op grond van de wetgeving van een Lid-Staat worden toegekend aan alle onderdanen van die Staat die aan de vereiste voorwaarden voldoen, wordt onder „gezinslid” ten minste verstaan de echtgenoot of echtgenote, de minderjarige kinderen, alsmede de te zijnen of haren laste komende meerderjarige kinderen van een werknemer, zelfstandige of student;

g) wordt onder „nagelaten betrekking” verstaan iedere persoon die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend, als nagelaten betrekking wordt aangemerkt of erkend; indien deze wetgeving echter uitsluitend als nagelaten betrekking beschouwt degene die bij de overledene inwoonde, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak op kosten van de overledene werd onderhouden;

h) wordt onder „woonplaats” verstaan de normale verblijfplaats;

i) wordt onder „verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

j) worden ten aanzien van elke Lid-Staat onder „wetgeving” of „wettelijke regeling” verstaan de bestaande of toekomstige wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen, welke betrekking hebben op de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde takken en stelsels van sociale zekerheid, of de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties als bedoeld in artikel 4, lid 2 bis.

Onder deze term vallen niet de bestaande of toekomstige contractuele bepalingen, ongeacht of deze al dan niet bij een besluit van de overheid algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben verkregen. Ten aanzien van contractuele bepalingen:

i) welke de verplichte deelneming aan een verzekering voortvloeiende uit de in de vorige alinea bedoelde wetten of regelingen, beogen, of
ii) waarbij een stelsel wordt ingevoerd dat wordt beheerd door hetzelfde orgaan als het orgaan dat het beheer voert over de stelsels die zijn ingevoerd door de in de vorige alinea bedoelde wetten of regelingen,

kan deze beperking te allen tijde worden opgeheven door een verklaring van de betrokken Lid-Staat waarin dergelijke regelingen waarop deze verordening wel van toepassing is, worden vermeld. Van deze verklaring vindt overeenkomstig artikel 97 kennisgeving en bekendmaking plaats.

De bepalingen van de vorige alinea mogen niet tot gevolg hebben dat de regelingen waarop Verordening nr. 3 van toepassing was, aan de werkingssfeer van deze verordening worden onttrokken.

Onder „wetgeving” of „wettelijke regeling” vallen ook niet de bepalingen die ten grondslag liggen aan de bijzondere stelsels voor zelfstandigen waarvan de invoering aan het initiatief van de betrokkenen wordt overgelaten of waarvan de toepassing tot een deel van het grondgebied van de betrokken Lid-Staat is beperkt, ongeacht of de overheid een besluit heeft genomen waarbij deze stelsels verplicht worden gesteld of de werkingssfeer ervan wordt uitgebreid. De betreffende bijzondere stelsels staan vermeld in bijlage II;

j bis) wordt onder „bijzonder stelsel voor ambtenaren” verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stelsel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaten en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren of met hen gelijkgestelden rechtstreeks onderworpen zijn;

k) wordt onder „verdrag inzake sociale zekerheid” verstaan elke bilaterale of multilaterale overeenkomst welke op het gebied van de sociale zekerheid, voor alle in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde takken en stelsels, of een deel daarvan, uitsluitend voor twee of meer Lid-Staten verbindend is of zal zijn, alsmede elke zodanige multilaterale overeenkomst welke voor ten minste twee Lid-Staten en één of meer andere Staten verbindend is of zal zijn, alsmede akkoorden van elke aard, welke in het kader van bovenbedoelde overeenkomsten zijn of worden gesloten;

l) wordt ten aanzien van elke Lid-Staat onder „bevoegde autoriteit” verstaan de minister of ministers, dan wel een andere daarmede vergelijkbare autoriteit, onder wie op het gehele grondgebied van de betrokken Staat of opeen deel daarvan, de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;

m) wordt onder „Administratieve Commissie” verstaan de Commissie bedoeld in artikel 80;

n) wordt ten aanzien van elke Lid-Staat onder „orgaan” verstaan het lichaam of de autoriteit, welke belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan;

o) wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan:

i) het orgaan waarbij de betrokkene is aangesloten op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt, of
ii) het orgaan dat aan de betrokkene prestaties verschuldigd is of zou zijn indien hij of een of meer van zijn gezinsleden woonden op het grondgebied van de Lid-Staat, waarop zich dit orgaan bevindt, of
iii) het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aangewezen orgaan, of
iv) indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 4, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de in zijn rechten gesubrogeerde verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam of de autoriteit welke door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat is aangewezen;

p) worden onder „orgaan van de woonplaats” en „orgaan van de verblijfplaats” verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving welke door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aangewezen orgaan;

q) wordt onder „bevoegde Staat” verstaan de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het bevoegde orgaan zich bevindt;

r) worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van arbeid of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij als zodanig door deze wetgeving zijn erkend; de tijdvakken die zijn vervuld in een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden als tijdvakken van verzekering beschouwd;

s) worden onder „tijdvakken van arbeid” en „tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden” verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door deze wetgeving als gelijkwaardig met tijdvakken van arbeid of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend; de tijdvakken die zijn vervuld in een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden als tijdvakken van arbeid beschouwd;

s bis) worden onder „tijdvakken van wonen” verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;

t) worden onder „prestaties”, „uitkeringen”, „verstrekkingen”, „pensioenen” en „renten” verstaan alle prestaties, uitkeringen, verstrekkingen, pensioenen en renten, met inbegrip van alle bedragen ten laste van de openbare middelen, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen, zulks behoudens het bepaalde in titel III, alsmede de als afkoopsom uitgekeerde bedragen welke in de plaats kunnen treden van de pensioenen of renten, en de terugstortingen van premies of bijdragen;

u)

i) worden onder „gezinsbijslagen” verstaan alle verstrekkingen of uitkeringen ter bestrijding van de gezinslasten in het kader van een in artikel 4, lid 1, letter h), bedoelde wettelijke regeling, met uitzondering van de in bijlage II vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie;
ii) word onder „kinderbijslag” verstaan de periodieke uitkeringen

welke uitsluitend op grond van het aantal gezinsleden en eventueel van hun leeftijd worden toegekend;

v) wordt onder „uitkering bij overlijden” verstaan elk bedrag ineens dat in geval van overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder t) bedoelde bedragen welke als afkoopsom worden uitgekeerd.


Jurisprudentie

  • Vrijwillig verzekerden (op grond van de DOSZ) vallen onder artikel 1, onderdeel a, sub IV[1]


Voetnoten

  1. HvJ 9 juli 1987, nrs. 82/86 en 103/86 (Laborero en Sabato)