Artikel 21 DBV

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdragstekst

Artikel 21. Andere inkomsten

1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een verdragsluitende Staat

die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag worden behandeld en
die in die Staat zijn belast,
slechts in die Staat belastbaar.

2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een verdragsluitende Staat, in de andere verdragsluitende Staat een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep met behulp van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.


Teksten uit Protocol I

1. Met betrekking tot artikel 2, paragraaf 2, artikel 6, artikel 13, paragraaf 1, artikel 21, paragraaf 2, en artikel 22, paragraaf 1

Voor de toepassing van het Verdrag wordt de uitdrukking « onroerende goederen » voor wat betreft Nederland gelezen als onroerende zaken.


Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Andere inkomsten (artikel 21)

In paragraaf 1 is, in afwijking van het OESO Modelverdrag 1992/1997, bepaald dat het heffingsrecht over inkomensbestanddelen, ongeacht de afkomst ervan, die niet in de artikelen 6 tot en met 20 van het verdrag worden behandeld, slechts dan exclusief aan de verdragsluitende Staat waarvan de genieter inwoner is, toekomt indien zij in die Staat zijn belast. Een inkomensbestanddeel is belast indien het daadwerkelijk wordt begrepen in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, dat wil zeggen zonder dat daarvoor vervolgens een objectieve vrijstelling wordt verleend. De omstandigheid dat de omvang van het inkomensbestanddeel op forfaitaire wijze wordt bepaald, is daarbij niet relevant. Indien het desbetreffende inkomensbestanddeel in de verdragsluitende Staat waarvan de genieter inwoner is, niet is belast, dan mag het in de andere verdragsluitende Staat worden belast.

Op grond van paragraaf 1 mag Nederland bijvoorbeeld belasting heffen over het door een inwoner van België in Nederland behaalde belastbare resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, van de Nederlandse Wet inkomstenbelasting 2001, indien dit belastbare resultaat uit overige werkzaamheden ingevolge het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 niet belast is. In de omgekeerde situatie zal België bijvoorbeeld belasting mogen heffen over een door een inwoner van Nederland in België verkregen prijs als bedoeld in artikel 90, ten 2°, van het Belgisch Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, indien deze prijs ingevolge de Nederlandse Wet inkomstenbelasting 2001 niet belast is.

Paragraaf 2 bepaalt, in overeenstemming met het OESO Modelverdrag 1992/1997, dat paragraaf 1 niet van toepassing is op inkomensbestanddelen, andere dan inkomsten uit onroerende goederen zoals omschreven in paragraaf 2 van artikel 6, die een inwoner van een verdragsluitende Staat verkrijgt, terwijl hij beschikt over een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting of vaste basis waarmee het goed of het recht dat de desbetreffende inkomensbestanddelen oplevert wezenlijk is verbonden; in dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing. De in deze paragraaf gehanteerde uitdrukking «onroerende goederen» wordt voor wat Nederland betreft ingevolge punt 1 van Protocol I gelezen als «onroerende zaken»; zie de toelichting bij paragraaf 2 van artikel 2.


Aantekeningen