Artikel 62 V574/72

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Verstrekkingen ingeval de verblijfplaats in een andere Lid-Staat dan de bevoegde Staat ligt

1. Om in aanmerking te komen voor verstrekkingen is de in artikel 14, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde werknemer bij het internationale vervoer, die zich voor het vervullen van zijn dienstbetrekking op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de bevoegde Staat bevindt, verplicht aan het orgaan van de verblijfplaats zo spoedig mogelijk een bijzondere verklaring over te leggen die door zijn werkgever of diens vertegenwoordiger is afgegeven in de loop van de kalendermaand waarin zij wordt overgelegd of in de loop van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden. In deze verklaring wordt met name de datum vermeld sedert welke de verzekerde voor rekening van genoemde werkgever werkt, alsmede de naam en de plaats van vestiging van het bevoegde orgaan. Wanneer de belanghebbende deze verklaring heeft overgelegd, wordt hij geacht te voldoen aan de voorwaarden voor het ingaan van het recht op verstrekkingen. Indien de belanghebbende niet in staat is zich vóór de medische behandeling tot het orgaan van de verblijfplaats te wenden, ontvangt hij deze behandeling toch op vertoon van bedoelde verklaring, alsof hij bij dat orgaan verzekerd was.

2. Het orgaan van de verblijfplaats richt zich binnen drie dagen tot het bevoegde orgaan, ten einde te vernemen of de belanghebbende aan de voorwaarden voor het ingaan van het recht op verstrekkingen voldoet. Het is verplicht de verstrekkingen te verlenen tot de ontvangst van het antwoord van het bevoegde orgaan en ten hoogste gedurende een termijn van dertig dagen.

3. Het bevoegde orgaan zendt het orgaan van de verblijfplaats antwoord binnen tien dagen na ontvangst van het verzoek van dit orgaan. Indien dit antwoord bevestigend luidt, deelt het bevoegde orgaan in voorkomend geval de maximumduur mede waarover de verstrekkingen mogen worden toegekend overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, en zet het orgaan van de verblijfplaats de verlening van bedoelde verstrekkingen voort.

4. De verstrekkingen die zijn verleend op grond van de in lid 1 bedoelde veronderstelling, worden vergoed overeenkomstig artikel 36, lid 1, van de verordening.

5. In plaats van de in lid 1 bedoelde verklaring mag de belanghebbende aan het orgaan van de verblijfplaats de in lid 6 bedoelde verklaring overleggen.

6. Om in aanmerking te komen voor verstrekkingen krachtens artikel 55, lid 1, onder a), i), van de verordening, anders dan in de gevallen waarin de in lid 1 bedoelde veronderstelling wordt ingeroepen, is de belanghebbende verplicht aan het orgaan van de verblijfplaats een verklaring over te leggen waarin wordt bevestigd dat hij recht op de verstrekkingen heeft. In deze verklaring die zo mogelijk door het bevoegde orgaan wordt afgegeven voordat de belanghebbende het grondgebied van de Lid-Staat waar hij woont verlaat, wordt in voorkomend geval met name de maximumduur vermeld waarover de verstrekkingen mogen worden toegekend overeenkomstig de wettelijke regeling van de bevoegde Staat. Indien de belanghebbende deze verklaring niet overlegt, verzoekt het orgaan van de verblijfplaats het bevoegde orgaan daarom.

7. Artikel 60, leden 5, 6 en 9, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing.


Aantekeningen

Voetnoten