Artikel 8 DBV

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdragstekst

Artikel 8. Zeevaart, binnenvaart en luchtvaart

1.Winst uit de exploitatie van schepen, binnenschepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

2.Voor de toepassing van dit artikel omvat winst verkregen uit de exploitatie van schepen, binnenschepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer onder meer:

a. winst verkregen uit de verhuring van bemande schepen, binnenschepen of luchtvaartuigen en winst verkregen uit de incidentele verhuring van onbemande schepen, binnenschepen of luchtvaartuigen gebruikt in internationaal verkeer;
b. winst verkregen uit het gebruik of de verhuring van laadkisten, op voorwaarde dat die winst aanvullend of bijkomend is ten opzichte van de winst waarop de bepalingen van paragraaf 1 van toepassing zijn;
c. winst verkregen uit de exploitatie van binnenschepen anders dan in internationaal verkeer, in geval het vervoer per binnenschip plaatsvindt in het verlengde van vervoer per schip in internationaal verkeer en wordt uitgevoerd onder hetzelfde contract als, respectievelijk voor dezelfde opdrachtgever als, dat vervoer per schip in internationaal verkeer.

3.Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaart-onderneming of een binnenscheepvaartonderneming zich aan boord van een schip of binnenschip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de verdragsluitende Staat waar het schip of het binnenschip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de verdragsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip of het binnenschip inwoner is.

4.De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een „pool", een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal opererend agentschap.


Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Zeevaart, binnenvaart en luchtvaart (artikel 8)

In paragraaf 1 is, in overeenstemming met het OESO Modelverdrag 1992/1997, bepaald dat de winst uit de exploitatie van schepen, binnenvaartschepen en luchtvaartuigen in internationaal verkeer slechts belastbaar is in de verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Bij het bepalen van de voordelen die tot de winst uit de exploitatie van schepen, binnenvaartschepen en luchtvaartuigen in internationaal verkeer gerekend moeten worden, geldt het commentaar op artikel 8, paragraaf 1, van het OESO Modelverdrag 1992/1997 als leidraad. In dit verband zijn in paragraaf 2, subparagrafen a en b, een aantal voordelen omschreven die – in lijn met dit commentaar – mede tot deze winst worden gerekend, namelijk: (a) winst die een scheep- of luchtvaartonderneming behaalt met de verhuur van schepen, binnenvaartschepen en luchtvaartuigen mét bemanning respectievelijk – mits dit bijkomstig van aard is – zonder bemanning. In beide gevallen geldt als voorwaarde dat de desbetreffende schepen, binnenvaartschepen en luchtvaartuigen door de huurder worden gebruikt in het internationaal verkeer zoals is omschreven in artikel 3, paragraaf 1, subparagraaf e; en (b) winst die een scheep- of luchtvaartonderneming verkrijgt uit het gebruik of de verhuur van containers (laadkisten), mits deze winst voor de desbetreffende onderneming ten opzichte van haar winst uit de exploitatie van schepen, binnenvaartschepen of luchtvaartuigen een aanvullend of bijkomstig karakter heeft.

In tegenstelling tot het OESO Modelverdrag 1992/1997 valt de winst uit de exploitatie van binnenvaartschepen slechts onder de reikwijdte van artikel 8 van het verdrag indien deze schepen worden geëxploiteerd in het internationaal verkeer. Dit is niet het geval bij cabotage waaronder wordt verstaan het vervoer per binnenvaartschip door een onderneming van een verdragsluitende Staat uitsluitend tussen plaatsen die in de andere verdragsluitende Staat zijn gelegen. Paragraaf 2, subparagraaf c, bevat hierop echter een uitzondering ingeval de cabotage plaatsvindt in het verlengde van vervoer per schip in internationaal verkeer en wordt uitgevoerd onder hetzelfde contract als, respectievelijk voor dezelfde opdrachtgever als, dat vervoer per schip in internationaal verkeer. De achtergrond van deze uitzondering is, mede bezien in het licht van het bepaalde van artikel 15, paragraaf 3, van het verdrag, praktisch van aard. Immers, op die wijze worden mogelijke discussies over heffingsbevoegdheden over winst en salarissen voorkomen in situaties waarin een onderneming van een verdragsluitende Staat, naast vervoer per binnenvaartschip tussen plaatsen in die Staat en plaatsen in de andere verdragsluitende Staat – onder de telkenmale te toetsen voorwaarden van paragraaf 2, subparagraaf c – vervoer per binnenvaartschip tussen plaatsen in die andere verdragsluitende Staat verzorgt.

Paragraaf 3 bevat – in aanvulling op het bepaalde in artikel 4, paragraaf 3, van het verdrag – een regeling voor de bepaling van het «inwonerschap» van een zeescheepvaart- of binnenscheepvaartonderneming voor de situatie waarin de plaats van werkelijke leiding aan boord van het schip of binnenvaartschip is gelegen. In dat geval wordt de onderneming geacht inwoner te zijn van de verdragsluitende Staat waar het schip of binnenvaartschip zijn thuishaven heeft, dan wel, indien er geen thuishaven is, in de verdragsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip of binnenvaartschip volgens de bepalingen van artikel 4 van het verdrag inwoner is.

In paragraaf 4 is, in overeenstemming met het OESO Modelverdrag 1992/1997, vastgelegd dat de bepalingen van paragraaf 1 ook van toepassing zijn op winst die wordt verkregen uit de exploitatie van schepen, binnenvaartschepen en luchtvaartuigen in internationaal verkeer door middel van participatie in een poolovereenkomst of deelname in een gemeenschappelijk bedrijf of internationaal opererend agentschap.


Aantekeningen

Leiding van onderneming of lichaam?

Volgens lid 1 is bepalend de 'plaats van de werkelijke leiding van de onderneming'. Deze dient te worden onderscheiden van de 'plaats van de werkelijke leiding (vestigingsplaats) van het lichaam dat de onderneming drijft'. Het begrip 'onderneming' ziet op de eigenlijke activiteiten.