Besluit nr. U4

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Besluit nr. U4[1]


Tekst regeling

ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS

BESLUIT Nr. U4

van 13 december 2011
betreffende de vergoedingsprocedures ingevolge artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

(2012/C 57/04)


DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS


Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 883/2004 voorziet in artikel 65 in een vergoedingsmechanisme dat een eerlijker financieel evenwicht tussen de lidstaten beoogt in het geval van werklozen die in een andere dan de bevoegde lidstaat wonen. De vergoedingen compenseren de bijkomende financiële last voor de lidstaat van de woonplaats die uit hoofde van artikel 65, lid 5, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 werkloosheidsuitkering verstrekt zonder van de betrokken personen bijdragen te hebben ontvangen tijdens hun laatste in een andere lidstaat verrichte werkzaamheid.
(2) De uit hoofde van artikel 65, lid 5, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 door de lidstaat van de woonplaats binnen de gestelde periode verstrekte werkloosheidsuitkering zal vergoed worden door de staat aan welks wetgeving de werkloze het laatst onderworpen was, ongeacht de voorwaarden voor werkloosheidsuitkering van de wetgeving van laatstgenoemde staat.
(3) Hoewel artikel 65, lid 5, vierde zin, van Verordening (EG) nr. 883/2004 het mogelijk maakt om het tijdvak waarin de uitkering uit hoofde van lid 5, onder b), van het genoemde artikel geëxporteerd wordt van het tijdvak van vergoeding af te trekken, worden andere tijdvakken waarin een werkloosheidsuitkering ontvangen werd van de staat waar de betrokkene zijn laatste werkzaamheden heeft verricht (met name uit hoofde van artikel 65, lid 1, of zoals bedoeld in de laatste zin van artikel 65, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004) niet afgetrokken.
(4) Gezamenlijk overeengekomen beste praktijken zullen bijdragen tot snelle en efficiënte betaling van vergoedingen tussen de organen.
(5) De organen hebben behoefte aan duidelijkheid en richtsnoeren om een uniforme en coherente toepassing van de bepalingen van de EU met betrekking tot vergoedingsprocedures uit hoofde van artikel 65, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009 te waarborgen.


BESLUIT:

I. ALGEMENE BEGINSELEN VOOR DE VERGOEDINGSPROCEDURE

1. Indien aan de betrokkene een werkloosheidsuitkering is verstrekt uit hoofde van artikel 65, lid 5, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna de „basisverordening” genoemd) door de staat waar hij woont, voorzien de vergoedingsbepalingen van leden 6 en 7 van het genoemde artikel in de verdeling van de financiële last tussen de staat waar de werkloze woont (hierna de „crediteurstaat” genoemd) en de staat aan welks wetgeving hij laatst onderworpen was (hierna „debiteurstaat” genoemd).

2. Een vordering tot vergoeding kan niet worden afgewezen op grond van het feit dat de betrokken persoon niet in aanmerking zou zijn gekomen voor werkloosheidsuitkering krachtens de nationale wetgeving van de debiteurstaat.

3. De crediteurstaat kan slechts een vergoeding vorderen indien de betrokkene in de debiteurstaat tijdvakken van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden heeft vervuld voordat hij werkloos werd, en indien dergelijke tijdvakken in laatstgenoemde staat worden erkend voor de werkloosheidsuitkering.


II. BEPALING VAN HET TIJDVAK VAN VERGOEDING

1. Het tijdvak van 3 of 5 maanden waarvoor een vergoeding kan worden gevorderd, en waarnaar wordt verwezen in artikel 65, leden 5 en 7, van de basisverordening (hierna het „tijdvak van vergoeding” genoemd), begint op de eerste dag waarvoor de werkloosheidsuitkering daadwerkelijk verschuldigd is. Het tijdvak van vergoeding eindigt wanneer de in artikel 65, leden 6 en 7, van de basisverordening vastgestelde termijn (3 of 5 maanden) is verstreken, ongeacht enige vermindering, opschorting of intrekking van het recht op of de betaling van uitkering gedurende het genoemde tijdvak krachtens de wetgeving van de crediteurstaat.

2. Een nieuwe vordering tot vergoeding kan slechts worden ingediend wanneer de betrokkene uit hoofde van artikel 65, lid 5, onder a), van de basisverordening voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving van de crediteurstaat die opnieuw recht geven op uitkering, indien dit recht geen voortzetting is van een voorgaande beslissing om werkloosheidsuitkering toe te kennen.

3. Niettegenstaande artikel 65, lid 6, vierde zin, van de basisverordening kunnen van het tijdvak van vergoeding geen andere tijdvakken worden afgetrokken waarin een werkloosheidsuitkering werd betaald krachtens de wetgeving van de debiteurstaat.


III. VERLENGING VAN HET TIJDVAK VAN VERGOEDING UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 65, LID 7, VAN DE BASISVERORDENING

1. Het tijdvak van vergoeding wordt krachtens artikel 65, lid 7, van de basisverordening verlengd tot 5 maanden, indien de betrokkene tijdens de 24 maanden voorafgaand aan de dag waarvoor de werkloosheidsuitkering daadwerkelijk verschuldigd is, voor werkloosheidsuitkering erkende tijdvakken van ten minste 12 maanden heeft vervuld waarin hij al dan niet in loondienst werkzaam was. 2. De verlenging van het tijdvak van vergoeding uit hoofde van artikel 65, lid 7, van de basisverordening kan niet worden afgewezen op grond van het feit dat de betrokkene niet in aanmerking zou komen voor werkloosheidsuitkering krachtens de nationale wetgeving van de debiteurstaat.


IV. VASTSTELLING VAN HET MAXIMUMBEDRAG VAN DE VERGOEDING UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 70 VAN VERORDENING (EG) Nr. 987/2009 (HIERNA DE „TOEPASSINGSVERORDENING” GENOEMD)

1. Het maximumbedrag van de vergoeding die tussen de in bijlage 5 bij de toepassingsverordening genoemde lidstaten van toepassing is en waarnaar verwezen wordt in de laatste zin van artikel 70 van de genoemde verordening, moet aan de Administratieve Commissie worden meegedeeld binnen 6 maanden na het einde van het betrokken kalenderjaar. Deze kennisgeving wordt gedaan door elke in bijlage 5 genoemde lidstaat en bevat het voor het betrokken kalenderjaar geldige maximumbedrag en de beschrijving van de methode die voor de berekening van het bedrag werd gebruikt.


V. DIVERSE BEPALINGEN

1. Wanneer een vordering tot vergoeding bij de debiteurstaat is ingediend, hebben achteraf aangebrachte wijzigingen van het bedrag van de te vergoeden werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van de debiteurstaat geen invloed op de door de crediteurstaat ingediende vordering.

2. Het „volledige bedrag” van de door het orgaan van de woonplaats verstrekte uitkering (tweede zin van artikel 65, lid 6, van de basisverordening) bedraagt de totale door de crediteurstaat gedragen kosten van de werkloosheidsuitkeringen vóór inhoudingen („brutobedrag”).


VI. SLOTBEPALINGEN

1. De vergoedingsbepalingen uit hoofde van artikel 65, leden 6 en 7, van de basisverordening hebben slechts betrekking op de krachtens artikel 65, lid 5, onder a), van de basisverordening toegekende uitkering.

2. Bij de toepassing van vergoedingsprocedures zijn goede samenwerking tussen de organen, pragmatisme en flexibiliteit de leidende beginselen.

3. Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die van de bekendmaking ervan voor alle vorderingen tot vergoeding die voor die datum nog niet waren vereffend.


De voorzitter van de Administratieve Commissie

Elzbieta ROZEK


Aantekeningen

Voetnoten