Dienstbetrekking

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Dienstbetrekking is een begrip dat gehanteerd wordt in het arbeidsrecht, belastingrecht en socialezekerheidsrecht.


Er is sprake van een dienstbetrekking als een arbeidsverhouding de volgende drie kenmerken bevat, te weten:

  • het persoonlijk verrichten van arbeid;
  • een verplichting tot het betalen van een loon;
  • er is sprake van een gezagsverhouding.


Vooral de gezagsverhouding is niet altijd duidelijk. De vraag is dan of de werkgever de werknemer instructies kan geven over hoe de arbeid verricht wordt.[1]

Ten aanzien van een werknemer is meer geregeld. Dit is historisch verklaarbaar. De werknemer verkeert in een economisch afhankelijke positie. Daarom verdient hij meer bescherming door de wet.

België en Nederland geven niet altijd dezelfde invulling aan het begrip werknemer. Hierdoor is het mogelijk om voor dezelfde werkzaamheden in het ene land werknemer te zijn en in het andere land zelfstandige. Dat dit complicaties geeft moge duidelijk zijn.


Nederland

  • Conclusie A-G, 5 december 2011, nr. 11/00371: uitgebreid overzicht vanaf onderdeel 5.[2]


  • Hoge Raad, 25 maart 2011, nr. 10/02146, LJN: BP3887[3]
"3.3.2. Voor de vraag of belanghebbende tot Talpa in een zodanige privaatrechtelijke dienstbetrekking stond is maatgevend of tussen beiden sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Bij de beantwoording van de vraag of de rechtsverhouding tussen partijen als zodanig dient te worden aangemerkt, moet worden getoetst of de inhoud van die rechtsverhouding voldoet aan de criteria die gelden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Daarbij moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien, en dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun overeenkomst en aldus daaraan inhoud hebben gegeven (vgl. onder meer HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA6231, NJ 2007/449)[4].
3.3.3. De Centrale Raad heeft als vereisten voor het aannemen van een dienstbetrekking gesteld een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon. Aldus is de Centrale Raad terecht uitgegaan van de criteria die gelden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. (...)"


  • Gerechtshof Amsterdam, 9 december 2010, nr. 09/00475[5]: "Het Hof ziet geen aanleiding om inzake de werknemersverzekeringen ten aanzien van het bestaan van een dienstbetrekking anders te oordelen dan ten aanzien van de loonheffing."
  • Centrale Raad van Beroep, 1 april 2011, nr. 10/503 WW[6]: In deze zaak sluit de Centrale Raad van Beroep aan bij de jurisprudentie van de civiele rechter met betrekking tot de vraag of sprake is van een dienstbetrekking. Voorheen werd vooral beoordeeld of aan de 3 elementen voor het bestaan van dienstbetrekking is voldaan, vanaf nu treedt de bedoeling van partijen bij het sluiten van de overeenkomst op de voorgrond.
  • Voor een overzicht van het civiel-, fiscaal- en socialezekerheidsrecht is de Conclusie van A-G Van Ballegooijen, d.d. 6 januari 2011[7] lezenswaardig.


Gezagsverhouding

  • Rechtbank Maastricht, 11 mei 2009, AWB 07/2192 t/m AWB 07/2199[8]: 45%-aandeelhouder is niet ondergeschikt aan 55%-aandeelhouder.


Fiscale invulling


Socialezekerheidsrechtelijke invulling

Artikel 6 AOW regelt – voor zover van belang – dat:

"1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, en
a ingezetene is;
b geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen."
Rechtbank Haarlem, 10-06-2010, nr. 09/6090[9]
"Het gaat in onderdeel b immers om in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid. Eiser heeft geen werkzaamheden meer verricht en was daartoe blijkens afspraken met [werkgever;red] ook niet meer gehouden voor de resterende duur van zijn dienstverband. Hij heeft zijn werkzaamheden derhalve beëindigd." (r.o. 4.4.) De rechtbank concludeert tot geen premieplicht.


Europa

  • Voor toepassing van artikel 45 VWEU: "Werknemer is iedereen die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn."[10]


Voetnoten

  1. Zie bijvoorbeeld Rechtbank Breda, 18 februari 2011, nr. 10/1784 alwaar werd beslist dat de aanwijzingen (door opdrachtgever) niet moet zijn gericht op het resultaat van de arbeid, maar op de wijze waarop belanghebbende de werkzaamheden uitvoert c.q. aanwijzingen hoe belanghebbende zijn werkzaamheden moet verrichten.
  2. Conclusie A-G op LJN.nl
  3. Hoge Raad, 25 maart 2011, nr. 10/02146 op LJN.nl
  4. Hoge Raad 13 juli 2007, nr. C05/331 op LJN.nl
  5. Gerechtshof Amsterdam, 9 december 2010, nr. 09/00475 op LJN.nl.
  6. Centrale Raad van Beroep, 1 april 2011, nr. 10/503 WW op LJN.nl.
  7. Conclusie A-G Van Ballegooijen, 6 januari 2011, CPG 10/02146
  8. Rechtbank Maastricht, 11 mei 2009, AWB 07/2192 t/m AWB 07/2199 op LJN.nl
  9. Rechtbank Haarlem, 10-06-2010, nr. 09/6090 op rechtspraak.nl
  10. Arrest HvJ 16 juli 2009, C‑208/07, Von Chamier-Glisczinski, r.o. 69