Haags Testamentvormenverdrag 1961

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdrag inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen[1]


Tekst verdrag

De Staten, die dit Verdrag hebben ondertekend,

Verlangend gemeenschappelijke regels omtrent de oplossing van wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen op te stellen,

Hebben besloten te dien einde een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

Een testamentaire beschikking is wat de vorm betreft geldig, indien zij beantwoordt aan de eisen van het interne recht:

a) van de plaats waar de testateur beschikte, of
b) van een Staat waarvan de testateur de nationaliteit bezat, hetzij op het ogenblik waarop hij beschikte, hetzij op het ogenblik van zijn overlijden, of
c) van een plaats waar de testateur zijn woonplaats had, hetzij op het ogenblik waarop hij beschikte, hetzij op het ogenblik van zijn overlijden, of
d) van de plaats waar de testateur zijn gewoon verblijf had, hetzij op het ogenblik waarop hij beschikte, hetzij op het ogenblik van zijn overlijden, of
e) voor onroerende goederen, van de plaats van hun ligging.

Indien in de Staat waarvan de testateur de nationaliteit bezat, meer dan één rechtsstelsel bestaat, dan wordt voor de toepassing van dit Verdrag het toepasselijke recht aangewezen door de regels, die in die Staat gelden en bij gebreke van zodanige regels door dat recht uit die Staat, met hetwelk de testateur de nauwste band bezat.

De vraag of de testateur woonplaats had op een bepaalde plaats wordt beheerst door het recht van die plaats.

Artikel 2

Artikel 1 is ook van toepassing op testamentaire beschikkingen, waarbij een vroegere testamentaire beschikking wordt herroepen.

De herroeping is wat de vorm betreft ook geldig, indien zij beantwoordt aan de vereisten van één der rechtsstelsels volgens welke, bij toepassing van artikel 1, de herroepen testamentaire beschikking geldig was.

Artikel 3

Dit Verdrag maakt geen inbreuk op bestaande of toekomstige regels van de verdragsluitende Staten, ingevolge welke testamentaire beschikkingen die gemaakt zijn in de vorm die door een niet in de voorgaande artikelen genoemd recht is voorgeschreven, worden erkend.

Artikel 4

Dit Verdrag is eveneens van toepassing op de vorm van door twee of meer personen bij eenzelfde akte gemaakte testamentaire beschikkingen.

Artikel 5

Voor de toepassing van dit Verdrag worden voorschriften, die op grond van leeftijd, nationaliteit of andere persoonlijke hoedanigheden van de testateur de voor testamentaire beschikkingen toelaatbare vormen beperken, tot de vormvoorschriften gerekend. Hiertoe worden eveneens gerekend de hoedanigheden, die de voor de geldigheid van een testamentaire beschikking vereiste getuigen moeten bezitten.

Artikel 6

De toepassing van. de bij dit Verdrag vastgestelde conflictenregels is onafhankelijk van enig vereiste van wederkerigheid. Het Verdrag is van toepassing zelfs indien de nationaliteit van de betrokkenen of het ingevolge de voorgaande artikelen toepasselijke recht niet dat van een verdragsluitende Staat is.

Artikel 7

De toepassing van een door dit Verdrag aangewezen recht kan slechts ter zijde worden gesteld, indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.

Artikel 8

Dit Verdrag is van toepassing in alle gevallen waarin de testateur is overleden na de inwerkingtreding van het Verdrag.

Artikel 9

Iedere verdragsluitende Staat kan zich het recht voorbehouden om, in afwijking van artikel 1, derde lid, naar het recht van de rechter de plaats te bepalen, waar de testateur woonplaats had.

Artikel 10

Iedere verdragsluitende Staat kan zich het recht voorbehouden om testamentaire beschikkingen van een zijner onderdanen, die geen andere nationaliteit bezit, niet te erkennen indien deze, behoudens in buitengewone omstandigheden, in de mondelinge vorm zijn gemaakt.

Artikel 11

ledere verdragsluitende Staat kan zich het recht voorbehouden om, op grond van de desbetreffende voorschriften van zijn recht, bepaalde vormen van in het buitenland gemaakte testamentaire beschikkingen niet te erkennen, indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) de testamentaire beschikking is naar de vorm slechts geldig krachtens een recht, dat uitsluitend van toepassing is uit hoofde van de plaats waar de testateur heeft beschikt,
b) de testateur bezat de nationaliteit van de Staat, die het voorbehoud heeft gemaakt,
c) de testateur had woonplaats of gewoon verblijf in die Staat, en
d) de testateur is overleden in een andere Staat dan die, waar hij had beschikt.

Dit voorbehoud heeft slechts gevolg ten aanzien van de goederen, die zich bevinden in de Staat, die het voorbehoud heeft gemaakt.

Artikel 12

Iedere verdragsluitende Staat kan zich het recht voorbehouden om de toepassing van dit Verdrag op testamentaire bepalingen, die naar zijn recht niet van erfrechtelijke aard zijn, uit te sluiten.

Artikel 13

Iedere verdragsluitende Staat kan zich het recht voorbehouden om, in afwijking van artikel 8, dit Verdrag slechts toe te passen, op na zijn inwerkingtreding gemaakte testamentaire beschikkingen.

Artikel 14

Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de Staten, vertegenwoordigd op de Negende Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.

Het zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.

Artikel 15

Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag na de nederlegging van de derde akte van bekrachtiging bedoeld in artikel 14, tweede lid.

Het Verdrag treedt voor elke ondertekenende Staat die later bekrachtigt in werking op de zestigste dag na de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging.

Artikel 16

Iedere Staat die niet is vertegenwoordigd geweest op de Negende Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht kan tot dit Verdrag toetreden na zijn inwerkingtreding krachtens artikel 15, eerste lid. De akte van toetreding zal worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.

Het Verdrag treedt voor de toetredende Staat in werking op de zestigste dag na de nederlegging van zijn akte van toetreding.

Artikel 17

Iedere Staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging of toetreding verklaren, dat dit Verdrag zich zal uitstrekken tot het geheel van de gebieden voor welker internationale betrekkingen hij verantwoordelijk is of tot één of meer van deze. Deze verklaring krijgt gevolg op het tijdstip van de inwerkingtreding van het Verdrag voor deze Staat.

Vervolgens wordt elke uitbreiding van deze aard ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.

Het Verdrag treedt voor de in de verklaring van uitbreiding genoemde gebieden in werking op de zestigste dag na de in het vorige lid vermelde kennisgeving.

Artikel 18

Iedere Staat kan, uiterlijk op het tijdstip van bekrachtiging of toetreding, één of meer van de in de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 van dit Verdrag bedoelde voorbehouden maken. Geen ander voorbehoud is toegestaan.

Iedere verdragsluitende Staat kan eveneens bij de kennisgeving van een uitbreiding van het Verdrag overeenkomstig artikel 17 één of meer van deze voorbehouden maken, waarvan de werking beperkt blijft tot de in de verklaring van uitbreiding genoemde gebieden of tot één of meer van deze.

Iedere verdragsluitende Staat kan op elk tijdstip een door hem gemaakt voorbehoud intrekken. Deze intrekking wordt ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.

De werking van het voorbehoud eindigt op de zestigste dag na de kennisgeving, bedoeld in het vorige lid.

Artikel 19

Dit Verdrag blijft gedurende vijf jaren van kracht, te rekenen van de dag van zijn inwerkingtreding krachtens artikel 15, eerste lid, zelfs voor de Staten, die het later hebben bekrachtigd of later zijn toegetreden.

Het Verdrag wordt stilzwijgend telkens voor vijf jaren verlengd behoudens opzegging.

De opzegging wordt tenminste zes maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaren ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.

Zij kan zich beperken tot bepaalde van de gebieden, waarop het Verdrag van toepassing is.

De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte van de Staat die haar gedaan heeft. Het Verdrag blijft van kracht voor de andere verdragsluitende Staten.

Artikel 20

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland geeft aan de in artikel 14 bedoelde Staten, alsmede aan de Staten die overeenkomstig de bepalingen van artikel 16 zijn toegetreden, kennis van:

a) de in artikel 14 bedoelde ondertekeningen en bekrachtigingen;
b) de datum waarop dit Verdrag in werking zal treden krachtens de bepalingen van artikel 15, eerste lid;
c) de in artikel 16 bedoelde toetredingen alsmede de datum, waarop zij gevolg zullen hebben;
d) de in artikel 17 bedoelde uitbreidingen en de datum waarop zij gevolg zullen hebben;
e) de in artikel IS bedoelde voorbehouden en intrekking van voorbehouden;
f) de in artikel 19, derde lid, bedoelde opzeggingen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 5e oktober 1961, in het Frans en het Engels, waarbij de Franse tekst doorslaggevend is ingeval de twee teksten van elkaar afwijken, in een enkel exemplaar dat zal worden nedergelegd in de archieven der Nederlandse Regering en waarvan een gewaarmerkt afschrift langs de diplomatieke weg zal worden toegezonden aan elk der Staten, die vertegenwoordigd zijn geweest op de Negende Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.


Aantekeningen

Voetnoten