Parlementaire vraag E-2017/2002 in Europees Parlement

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Parlementaire vraag E-2017/2002 in Europees Parlement [1] [2]


E-2017/02


Schriftelijke vraag van Ieke van den Burg (PSE) en Anne Van Lancker (PSE) aan de Commissie

9 juli 2002


Betreft: Toepassing van Verordening 1612/68 in het geval van aanvullingen bij volledige werkloosheid van een grensarbeider


Heeft de Commissie kennis genomen van de uitspraak d.d. 21 maart jl. van de rechtbank in 's Hertogenbosch in de zaak van mevrouw Rita Lemmens-Lenaerts (zaaknummer 197850)? Zij woont in België en werkt als grensarbeider in Nederland. Zij wordt werkloos en heeft op grond van Verordening (EEG) nr. 1408/71[3] recht op een Belgische werkloosheidsuitkering. Haar voormalige werkgever geeft haar op grond van een CAO-regeling die de werkloosheidsuitkering aanvult tot percentages van het laatstgenoten brutosalaris een aanvulling op haar werkloosheidsuitkering, maar gaat daarbij uit van de fictie van een Nederlandse uitkering. Aangezien de Belgische uitkering lager is dan de Nederlandse, ontstaat er een inkomensverschil tussen haar en de in Nederland wonende werkloos geworden collega's.

Is de Commissie ook van mening dat het hier gaat om de vraag of het als percentage van het brutoloon geformuleerde CAO-recht (zijnde een sociaal voordeel overeenkomstig artikel 7, lid 2 resp. 4 van Verordening (EEG) nr. 1612/68[4]) voor de werkloze grensarbeider met een verplicht in het woonland te ontvangen uitkering (overeenkomstig artikel 71, lid 1 a, ii van Verordening (EEG) nr. 1408/71) hetzelfde (bruto)inkomensniveau moet opleveren als voor de collega's die in het werkland wonen?

Is de Commissie niet van mening dat de Nederlandse rechter ook had moeten refereren aan de jurisprudentie met betrekking tot Verordening 1408/71 resp. Verordening 1612/68, te weten het arrest Meints (C-57/96) en het zgn. pensioenpuntenarrest (Commissie/Frankrijk C-35/97)?

Hoe denkt de Commissie in de herzieningsvoorstellen voor Verordening (EEG) nr. 1408/71 een oplossing te kunnen vinden voor het bovengenoemde probleem van verplicht aan het woonland gerelateerde werkloosheidsuitkeringen en aan de uitkeringen in het werkland gerelateerde aanvullingen bij ontslag van grensarbeiders?


Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

De Commissie bevestigt dat zij kennis heeft genomen van de nationale uitspraak waarnaar de geachte parlementsleden verwijzen. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt gaat het om een geschil over de berekening van een aanvulling op de werkloosheidsuitkering die de oude, in Nederland gevestigde werkgever uit hoofde van een collectieve arbeidsovereenkomst moet betalen aan de werknemer die hij heeft ontslagen. De betreffende overeenkomst garandeert de betaling van een aanvulling door de werkgever tot een bepaald percentage van het laatstgenoten brutosalaris.

De Commissie is van mening dat dit voordeel inderdaad onder het toepassingsgebied van artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1612/68[5] valt, dat de migrerende werknemers dezelfde rechten en voordelen garandeert als de nationale werknemers, zoals het Hof van Justitie heeft bevestigd in met name de arresten Meints (C-57/96)[6], Commissie/Frankrijk (C-35/97)[7] en Schöning-Kougebetopoulou (C-15/96)[8].

De tekst van de Nederlandse collectieve arbeidsovereenkomst in kwestie lijkt echter voor de migrerende werknemers, met name de grensarbeiders, niet te voorzien in een behandeling die verschilt van de behandeling van de nationale werknemers. De betaling van de aanvulling moet voor alle werknemers een bepaald percentage van het laatstgenoten brutosalaris garanderen.

Het is daarentegen niet verenigbaar met het Gemeenschapsrecht, met name Verordening (EEG) nr. 1612/68, als in de praktijk deze aanvulling uitsluitend wordt berekend op grond van de veronderstelling dat de betrokkene het door de Nederlandse wetgeving vastgestelde bedrag van de werkloosheidsuitkering ontvangt. Krachtens artikel 71, lid 1, onder a) ii, van Verordening (EEG) nr. 1408/71[9] ontvangen de volledig werkloze grensarbeiders de werkloosheidsuitkeringen volgens de wetgeving van het woonland. Dit bedrag kan verschillen van het bedrag dat is vastgesteld door de wetgeving van het oude werkland.

Volgens de Commissie moet de oude werkgever bij de berekening van deze aanvulling rekening houden met het effectieve niveau van de werkloosheidsuitkeringen die de betrokkene ontvangt, met name rekening houdend met de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71, om hem effectief de betaling van een aanvulling tot een bepaald percentage van het laatstgenoten brutosalaris te garanderen.

Wat het voorstel van de Commissie tot herziening van Verordening (EEG) nr. 1408/71[10] betreft, heeft de Commissie voorgesteld dat de werkloze grensarbeiders de werkloosheidsuitkeringen ontvangen volgens de wetgeving van de lidstaat waar zij het laatst hebben gewerkt. De goedkeuring van dit voorstel zou wellicht de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst kunnen vergemakkelijken, aangezien de werkloze grensarbeiders dezelfde werkloosheidsuitkeringen zouden ontvangen als de sedentaire werknemers.



Aantekeningen

Voetnoten

  1. Parlementaire vraag E-2017/2002 in Europees Parlement via website europa.eu
  2. PB C 301 E van 05/12/2002 (blz. 258)
  3. PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.
  4. PB L 257 van 19.10.1968, blz. 2.
  5. Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, PB L 257 van 19.10.1968.
  6. Arrest van 27 november 1997, Jurispr. 1997, I-6689.
  7. Arrest van 24 september 1998, Jurispr. 1998, I-5325.
  8. Arrest van 15 januari 1998, Jurispr. 1998, I-47.
  9. Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale- zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, PB L 149 van 5.7.1971. Verordening bijgewerkt bij Verordening (EG) nr. 118/97, PB L 28 van 30.1.1997.
  10. PB C 38 van 12.2.1999.