Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

In Europees Parlement

Op 25 november 2009 vroeg Ivo Belet (PPE) aan de Europese Commissie:[1]

In Nederland kent men een tegemoetkoming voor chronisch zieken waarover onduidelijkheid bestaat voor wat betreft de kwalificatie hiervan in het kader van de coördinatieverordeningen 1408/71 respectievelijk 883/2004.
De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, in werking getreden op 1 januari 2009 heeft tot doel chronisch zieken en gehandicapten die worden geconfronteerd met meerkosten door problemen met hun gezondheid een vrij besteedbare vergoeding toe te kennen.
Meerkosten zijn kosten die samenhangen met de gezondheidsproblemen, zoals hogere energiekosten, vervoerskosten en extra kosten voor kleding of beddengoed.
Wordt de tegemoetkoming chronisch zieken gekwalificeerd als een uitkering bij ziekte dan wel een bijzondere non-contributieve uitkering?
Indien de tegemoetkoming een uitkering is, moet die dan ook uitgekeerd worden aan buiten Nederland wonende chronisch zieken, waarvan de zorg bekostigd wordt door Nederland?


Op 18 januari 2010 antwoordde de heer Špidla namens de Commissie[2]

Voordat de Commissie een standpunt kan bepalen over de vraag of de Verordeningen (EEG) nrs. 1408/71 en 574/72[3] van toepassing zijn op uitkeringen uit hoofde van de Nederlandse wet waar de geachte afgevaardigde op doelt (de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en of financiële bijstand uit hoofde van die wet beschouwd moet worden als een uitkering bij ziekte of een bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie, moet zij de Nederlandse wetgeving meer diepgaand bestuderen. De Commissie heeft daartoe al contact opgenomen met de Nederlandse autoriteiten en zal de geachte afgevaardigde op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
Bij wijze van voorlopig antwoord vestigt de Commissie de aandacht van de geachte afgevaardigde op het feit dat indien een betaling op basis van de genoemde wet onder de categorie sociale bijstand valt, Verordening (EEG) nr. 1408/71 (vanaf 1 mei 2010 Verordening (EG) nr. 883/2004) niet van toepassing is. Indien echter de betaling als een uitkering bij ziekte of als een speciale niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie wordt aangemerkt, is de verordening wel van toepassing.
De indeling van een prestatie hangt af van de kenmerken ervan, niet van de benaming. Het Hof van Justitie van de EU heeft in zijn arrest in Zaak C-160/96[4] duidelijk gemaakt dat socialezekerheidsuitkeringen voor langdurige zorg die bedoeld zijn om de zelfstandigheid van van zorg afhankelijke personen te vergroten, en die worden toegekend zonder individuele of discretionaire beoordeling van de persoonlijke behoeften, als „prestaties bij ziekte” moeten worden aangemerkt. Indien een dergelijke prestatie bestaat uit de uitbetaling van een geldbedrag, betreft het een uitkering bij ziekte, hetgeen betekent dat de regels van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van toepassing zijn en de uitkering geëxporteerd kan worden.
Overeenkomstig artikel 4, lid 2 bis, van Verordening (EEG) nr. 1408/71, is die verordening ook van toepassing op bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen die aanvullende, vervangende of bijkomende dekking bieden, onder andere tegen het risico van ziekte, en die exporteerbaar zijn, met uitzondering van de in bijlage II bis bij die verordening genoemde prestaties. Bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen vallen onder Verordening (EG) nr. 883/2004, die op 1 mei 2010 van toepassing wordt. Bijlage X bij die verordening bevat een lijst van niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties die niet geëxporteerd kunnen worden.
De uitkering uit hoofde van de wetgeving waar de geachte afgevaardigde op doelt, wordt niet genoemd in bijlage II bis bij Verordening (EEG) nr. 1408/71, noch in bijlage X bij Verordening (EG) nr. 883/2004.


Op 29 september 2010 vroeg Ivo Belet (PPE) aansluitend:[5]

In haar antwoord op parlementaire vraag E-5638/09 van 25 november 2009 over de tegemoetkoming voor chronisch zieken geeft de Commissie een voorlopig antwoord en kondigt zij aan de Nederlandse wetgeving inzake de tegemoetkoming eerst grondig te zullen bestuderen.
Is de Commissie thans reeds in de mogelijkheid om een antwoord ten gronde te formuleren?


Op 8 november 2010 antwoordde de heer Andor namens de Commissie:[6]

De diensten van de Commissie hebben de Nederlandse wetgeving inzake de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en het antwoord van de Nederlandse autoriteiten op haar verzoek om informatie bestudeerd.
Het recht op de desbetreffende uitkering ontstaat wanneer een persoon een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt omdat hij voor ten minste 35 procent arbeidsongeschikt is verklaard en verzekerd is op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De uitkering is bedoeld als vergoeding voor de meerkosten die met de arbeidsongeschiktheid samenhangen: het betreft dus een uitkering bij ziekte waarop Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening nr. 987/2009 volledig van toepassing zijn.
In beginsel staat Verordening (EG) nr. 883/2004 afwijzend tegenover bepalingen inzake de woonplaats ter voorkoming van de export van uitkeringen. Een beperking in de toekenning van deze aanvullende uitkering tot verzekerde personen die in Nederland woonachtig zijn (alleen personen die in Nederland wonen zijn wettelijk verzekerd op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) lijkt derhalve strijdig met een van de grondbeginselen van Verordening (EG) nr. 883/2004.
De Commissie zal de zaak nader onderzoeken en de nodige stappen ondernemen.


In Nederlands parlement

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport vroeg op 14 januari 2011:[7]

Verder grijpen de leden van de CDA-fractie dit wetsvoorstel aan om aan de regering te vragen welk overleg zij met de commissie gevoerd heeft over de mogelijke exporteerbaarheid van de tegemoetkoming uit hoofde van de Wtcg. De Belgische Europarlementariër I. Belet heeft tweemaal vragen aan de commissie gesteld (E-5638/09 en E-7726/2010) en die antwoordde dat de uitkeringen exporteerbaar zijn. Is aan die oproep gehoor gegeven en kan de regering toelichten hoeveel Wtcg-uitkeringen naar het buitenland geëxporteerd worden en dat uitsplitsen naar land?


Op 3 mei 2011 antwoordde de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:[8]

De leden van de fractie van het CDA vragen tot slot of de regering overleg heeft gevoerd met de commissie over de mogelijke exporteerbaarheid van de algemene tegemoetkoming. Een dergelijk overleg heeft niet plaatsgevonden omdat de algemene tegemoetkomingen niet naar het buitenland worden geëxporteerd. Dit ligt niet voor de hand en is evenmin uitvoerbaar, zoals eerder is toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag van 22 oktober 2008 over het voorstel van wet.[9] Het gaat hier namelijk om mensen met een pensioen vanuit Nederland die in een andere lidstaat van de EU of in een (andere) verdragsstaat wonen en die aldaar (ingevolge de EU-regelgeving of het desbetreffende verdrag) recht hebben op het zorgpakket van het woonland, ten laste van Nederland (de zogenaamde verdragsgerechtigden als bedoeld in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet). Deze mensen hebben geen Nederlandse zorgverzekering. Zij hebben dusdanige banden met het buitenland dat compensatie van meerkosten wegens een chronische ziekte of een handicap door Nederland niet voor de hand ligt. Ook is het niet mogelijk voor hen een uitvoerbare compensatieregeling op te stellen. Hun woonlanden registreren de verstrekte zorg immers in termen van het eigen (woonland)pakket en niet in Nederlandse termen als FKG’s, ATC’s, DBC’s, DKG’s of AWBZ-zorg. Het is ook nooit de bedoeling geweest dat verdragsgerechtigden recht hebben op de Wtcg-tegemoetkoming. Met het oog hierop is bij een eerdere, technische wijziging van het Btcg verduidelijkt wie rechthebbende is.[10]



Voetnoten

  1. Parlementaire vraag E-5638/09 op www.europarl.europa.eu
  2. Antwoord (E-5638/2009) van Europese Commisie
  3. Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, PB L 148 van 5.6.1974.
  4. Manfred Molenaar en Barbara Fath-Molenaar tegen Allgemeine Ortskrankenkasse Baden-Württemberg [1998] EHvJ I-843.
  5. Vraag met verzoek om schriftelijk antwoord E-7726/2010
  6. E-7726/10NL
  7. Kamerstukken II, 32575, nr. 5, blz. 3
  8. Kamerstukken II, 32575, nr. 6, Nota n.a.v. verslag, blz. 5
  9. Kamerstuk 31 706, nr. 12 (p. 13).
  10. Staatsblad 2010, nr. 40.