5/303

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Tekst regeling

De ov. met Frankrijk, art. 4, § 5, 2e lid, bepaalt in dit verband dat, wanneer ten opzichte van een zelfde onderneming verschillende van die werkzaamheden worden vastgesteld, de bevoegde autoriteiten van de verdragsstaten overleg plegen om uit te maken of die toestand niet het bestaan van een vaste inrichting van de onderneming kenmerkt.

Volgens de ov. met Hongarije, Nieuw-Zeeland, Sri Lanka, de Verenigde Staten en Zwitserland wordt een vaste inrichting ook dan niet aanwezig geacht, wanneer in een bedrijfsinrichting verschillende werkzaamheden worden verricht die elk op zichzelf aan de criteria voldoen waarbij geen vaste inrichting aanwezig wordt geacht. In de ov. Met Hongarije, Nieuw-Zeeland, Sri-Lanka en Zwitserland is bepaa,. dat in dat geval het geheel van de werkzaamheden van voorbreidende aard moet zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden moet hebben. Uit de ov. met de Verenigde Staten, art. 5 (4), volgt echter dat, indien een inwoner van de Verenigde Staten in België een vaste bedrijfsinrichting bezit en (buiten die inrichting) goederen in België worden bewerkt of verwerkt, of goederen in België worden aangekocht en nie.t buiten België worden bewerkt of verwerkt, die inwoner toch een vaste inrichting in België heeft indien die goederen geheel of gedeeltelijk door of namens hem worden verkocht voor gebruik, verbruik of verhandeling in België.

De andere overeenkomsten bevatten op dit stuk geen nadere regels en voorzien ook niet uitdrukkelijk in het plegen van overleg. Zulk overleg is niettemin mogelijk in hét kader van de algemene regeling voor overleg die in die overeenkomsten is neergelegd (zie hst. 25); het kan nodig zijn wanneer bv. wordt vastgesteld dat een buitenlandse onderneming in België een bedrijfsinrichting bezit waarin verschillende verrichtingen worden uitgevoerd die elk op zichzelf aan de criteria voldoen doch die gezamenlijk een quasi-volledige cyclus van verrichtingen vormen. Als algemene regel mag echter worden aangenomen dat geen vaste inrichting ontstaat zolang de vaste bedrijfsinrichting slechts verrichtingen uitvoert die elk op zich zelf onder de negatieve bepaling vallen en de gehele activiteit van de. bedrijfsinrichting die uit deze gezamenlijke verrichting resulteert, van voorbereidende aard blijft of het karakte van hulpwerkzaamheid blijft behouden.

Ingeval overleg met de bevoegde autoriteiten van het betrokken partnerland nodig blijkt, dient het dossier aan het Hoofdbestuur te worden voorgelegd overeenkomstig 5/03.


Aantekeningen