Hof van Beroep Antwerpen, 24 april 2012, nr. 2012/AR/697

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Hof van Beroep Antwerpen, 24 april 2012, nr. 2012/AR/697[1]

Samenvatting

  • Belanghebbende heeft nooit gewerkt in Nederland. Haar AOW-uitkering is dan ook louter gebaseerd op haar (voormalig) 'inwonerschap'.
  • Alhoewel belanghebbendes uitkering niet samenhangt met haar beroepswerkzaamheden (bij gebrek daaraan), oordeelt het hof dat de AOW-uitkering in algemene zin onrechtstreeks samenhangt met beroepswerkzaamheden. Daarom acht het hof de AOW-uitkering belastbaar.


Uitspraak

1. BELGISCHE STAAT. Federale Overheidsdienst Financiën, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, wonende te 1000 BRUSSEL, Wetstraat 12,
2. BELGISCHE STAAT. Gewestelijke Directeur, der Directe Belastingen Antwerpen II, te 2500 LIER, Kruisbogenhofstraat 24 bus 1,

eisers in hoger beroep,

vertegenwoordigd door Mr. ...., advocaat te Antwerpen, ....,

tegen het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 13 januari 2012,

tegen

V.W., wonende te R.,

verweerster in hoger beroep, niet verschenen noch vertegenwoordigd;


Gelet op de door de wet vereiste processtukken in behoorlijke vorm overgelegd waaronder een eensluidend afschrift van het bestreden vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 13 januari 2012, waarvan geen akte van betekening wordt voorgelegd, alsmede het verzoekschrift tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Antwerpen op 1 maart 2012, waarbij een naar vorm en termijn regelmatig en ontvankelijk hoger beroep wordt ingesteld.

Verweerster in hoger beroep is niet verschenen ter zitting van het hof en werd evenmin vertegenwoordigd. Eiser in hoger beroep heeft ten aanzien van haar verstek gevorderd.


1. De feiten.

1.1. - Verweerster in hoger beroep dient voor aanslagjaar 2008 een tijdige en geldige aangifte in de personenbelasting in.

In deze aangifte wordt onder de rubriek pensioenen in hoofde van verweerster in hoger beroep een bedrag van € 13.710,00 vermeld, zijnde een vanuit Nederland betaald pensioen ter uitvoering van de Algemene Ouderdomswet (AOW), uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank Nederland ten bedrage van € 9.242,00 (belastbaar) en een eveneens vanuit Nederland betaald pensioen uitgekeerd door de Nationale Nederlanden ten bedrage van € 4.468,00.

Op basis van de gegevens van de aangifte wordt op 15 april 2009 de aanslag artikel ..... uitvoerbaar verklaard voor een te betalen bedrag van € 1.240,60. Het aanslagbiljet wordt op 16 april 2009 aan verweerster in hoger beroep toegezonden.

1.2. - Bij schrijven van haar gevolmachtigde van 5 juni 2009, toegekomen bij de bevoegde directeur op 8 juni 2009, dient verweerster in hoger beroep bezwaar in tegen deze aanslag.

De ambtenaar gedelegeerd door de gewestelijke directeur te Gewestelijke Directie Antwerpen II wijst bij beslissing van 24 augustus 2009 het bezwaar af.


2. De voorafgaande rechtspleging.

2.1. - Bij verzoekschrift op tegenspraak, neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 27 oktober 2009, vordert verweerster in hoger beroep te zeggen dat de bruto AOW-uitkering van € 10.388,00 niet belastbaar is in België en de onderliggende aanslag in de personenbelasting voor aanslagjaar 2008 ten bedrage van € 1.240,60 in aansluiting hierop te verminderen.

2.2. - Het bestreden vonnis, recht doende op tegenspraak ten opzichte van eiser in hoger beroep en recht doende op tegenspraak overeenkomstig artikel 747 §2 Ger.W. ten opzichte van verweerster in hoger beroep, verklaart de vordering toelaatbaar en als volgt gegrond; wijzigt de bestreden beslissing; verleent ontheffing van de bestreden aanslag in de mate dat de AOW-uitkering werd belast; beveelt de herberekening van de bestreden aanslag; veroordeelt eiser in hoger beroep tot de kosten van het geding, door verweerster in hoger beroep niet begroot en derhalve door de rechtbank niet vereffend; wijst het meer en/of anders gevorderde af.

De eerste rechter oordeelt dat niet betwist wordt dat de heffingsbevoegdheid ter zake de vanuit Nederland verkregen AOW-uitkering verdragsrechtelijk aan België is toegewezen en dat de betwisting dan ook beperkt is tot de vraag of de Nederlandse AOW-uitkering effectief belastbaar is. Volgens de eerste rechter staat het ontegensprekelijk vast dat verweerster in hoger beroep nooit gewerkt heeft in Nederland zodat haar Nederlandse AOW-uitkering dan ook noch rechtstreeks noch onrechtstreeks betrekking heeft op een beroepswerkzaamheid en deze uitkering aldus niet belastbaar is als pensioen.

2.3. - Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het hof op 1 maart 2012 heeft de Belgische Staat hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hoger beroep werd behandeld ter terechtzitting van 27 maart 2012.


3. De vorderingen en standpunten in hoger beroep.

3.1. - De Belgische Staat vordert het hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren; het bestreden vonnis te vernietigen en de door verweerster in hoger beroep gestelde vordering ongegrond te verklaren en haar ervan af te wijzen; verweerster in hoger beroep te veroordelen tot de kosten van het geding zowel in eerste aanleg als in graad van hoger beroep met inbegrip van de rechtsplegingvergoeding.

De administratie is van mening dat de verdragsrechtelijke heffingsbevoegdheid ter zake de ontvangen AOW-uitkering aan België is toegewezen overeenkomstig artikel 18, §1, b van het Belgisch - Nederlands Dubbelbelastingverdrag en dit ongeacht de kwalificatie ervan als hetzij pensioenuitkering, hetzij sociale (zekerheids-)uitkering vermits de uitkering kadert in een sociaalzekerheidsrechtelijke regeling inzake ouderdomsvoorziening en derhalve een Nederlands wettelijk pensioen vertegenwoordigt. De administratie is ook van mening dat België ter zake de voornoemde AOW-uitkeringen vermag over te gaan tot effectieve belastingheffing op basis van de bepalingen van artikelen 23 en 34, §1, 1° WIB'92. De AOW-uitkering heeft rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking op een beroepswerkzaamheid in de zin van artikel 34, §1, 1° WIB'92, zodat deze uitkering dan ook terecht werd belast als pensioen.

3.2. - Verweerster in hoger beroep is niet verschenen ter terechtzitting en heeft evenmin haar standpunt uiteengezet.


4. Beoordeling.

4.1. - Ingevolge artikel 339 WIB'92 wordt de aanslag gevestigd door de administratie der directe belastingen, die als belastinggrondslag neemt de aangegeven inkomsten en andere gegevens, tenzij zij die onjuist bevindt.

Aan de aangifte kleeft derhalve een vermoeden van juistheid, dat zowel door de belastingplichtige als door de administratie kan weerlegd worden. De belastingplichtige die wenst terug te komen op hetgeen hij in zijn aangifte heeft vermeld, dient derhalve met alle middelen van recht, vermoedens inbegrepen maar met uitzondering van de eed, aan te tonen dat hij zich in feite of in rechte heeft vergist.

Of er sprake is van een vergissing in de aangifte, zal moeten blijken uit de verdere beoordeling van de zaak.

4.2. - Het wordt niet bet wist dat een AOW-uitkering te beschouwen is als een pensioen in de zin van artikel 18 van het Belgisch - Nederlands Dubbelbelastingverdrag, zodat België heffingsbevoegd is. De belastbaarheid van deze uitkering moet dan ook worden nagegaan op grond van de Belgische wetgeving en meer bepaald artikel 34, §1 WlB'92.

4.3.1. - Volgens artikel 34, §1, 1° WIB'92 omvatten pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen, ongeacht de schuldenaar, de verkrijger of de benaming ervan en de wijze waarop ze worden vastgesteld en toegekend, pensioenen en lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een beroepswerkzaamheid.

Artikel 6 van de Nederlandse Algemene Ouderdomswet bepaalt:

"1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen."

Overeenkomstig artikel 7 van de Algemene Ouderdomswet heeft recht op ouderdomspensioen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, degene die:

a. de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, en
b. ingevolge deze wet verzekerd is geweest in het tijdvak, aanvangende met de dag waarop de leeftijd van 15 jaar is bereikt en eindigende met de dag voorafgaande aan de dag waarop de leeftijd van 65 jaar is bereikt."

4.3.2. - Het wordt blijkbaar niet betwist dat verweerster in hoger beroep verzekerde is in de zin van voormeld artikel 6 AOW-wet.

Het Nederlandse Algemeen Ouderdomspensioen betreft in bepaalde omstandigheden een sociale zekerheidsuitkering, die evenwel grondig verschilt van het Belgische stelsel.

In zijn conclusies voor het arrest van het Hof van Cassatie van 12 november 2009 (F.08.0040.N, jure.juridat.just.fgov.be) maakt advocaat-generaal D. THIJS het volgend onderscheid:

a. wie in Nederland woont en niet werkt heeft recht op AOW-pensioen voor de periode dat hij in Nederland heeft gewoond;
b. wie in Nederland woont maar in het buitenland werkt voor een buitenlandse werkgever is niet verplicht verzekerd en bouwt dus in principe geen pensioenrechten op;
c. wie in Nederland werkt en loonbelasting betaalt heeft recht op AOW-pensioen, ongeacht zijn nationaliteit of woonplaats;
d. wie altijd in Nederland gewerkt en gewoond heeft, heeft recht op AOW-pensioen alleen al op basis van zijn inwonerschap;
e. wie in Nederland werkt maar in het buitenland woont, heeft voor de jaren dat hij in Nederland werkte recht op AOW-pensioen.

Wanneer men in Nederland woont en werkt zijn er derhalve twee aanknopingspunten die recht geven op de toekenning van een AOW-pensioen: de woonplaats in Nederland en het feit dat men in Nederland werkt. De link tussen inwonerschap en pensioen is volgens advocaat-generaal THIJS niet sterker dan de link tussen beroepsuitoefening en pensioen. De link met de beroepswerkzaamheid lijkt volgens de advocaat-generaal sterker dan de link met het inwonerschap, vermits degene die in Nederland woont maar ten minste drie maanden in het buitenland werkt voor een niet-Nederlandse werkgever niet verplicht verzekerd is in de AOW.

Gelet op deze dubbele aanknopingsfactor dient geoordeeld te worden dat er minstens een onrechtstreeks verband bestaat tussen de uitkering en de beroepswerkzaamheid. Het wonen in Nederland zal immers niet langer volstaan als aanknopingsfactor wanneer men minstens drie maanden in het buitenland werkt voor een buitenlandse werkgever. Niet iedere inwoner van Nederland heeft bijgevolg recht op een AOW-pensioen. Het inwonerschap zal enkel volstaan wanneer men niet gewerkt heeft of wanneer men in Nederland gewerkt heeft.

Deze onrechtstreekse band met de beroepswerkzaamheid wordt versterkt door het feit dat, als men in Nederland woont en werkt, de bijdrage voor de opbouw van het AOW-pensioen voldaan wordt door een inhouding op het loon.

Deze visie ligt in de lijn van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsook op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Artikel 1 van deze verordening beschouwt een verzekerde van een AOW-uitkering als een werknemer, alleen al omwille van de financieringsbijdrage van deze verplichte sociale zekerheidsregeling (inhouding van een percentage op de loonbelasting).

Dit wordt ook nog bevestigd door het feit dat een AO-uitkering te beschouwen is als een als een rustpensioen geldend voordeel in de zin van de Belgische wetgeving inzake sociale zekerheid (Cass., 30 juni 1980, R.W., 1980-81, 2182).

In zijn arrest van 12 november 2009 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de appelrechters, die oordelen dat iedere Nederlandse onderdaan - ongeacht of hij ooit een beroepsactiviteit heeft uitgeoefend - gerechtigd is op uitkeringen op grond van de AOW, van de Nederlandse wetgeving een verkeerde uitlegging geven. Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat de appelrechters op grond van die verkeerde uitlegging niet naar recht konden beslissen dat de uitkering op grond van de AOW steeds een sociale maatregel betreft die geen verband heeft met een beroepswerkzaamheid.

4.4. - Het bestreden vonnis dient te worden hervormd en de vordering van verweerster in hoger beroep dient afgewezen te worden.


5. Beslissing.

  • Het hof beslist bij arrest op tegenspraak ten aanzien van de Belgische Staat en bij verstek ten aanzien van W.V.
  • De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken.
  • Het hof verklaart het hoger beroep van de Belgische Staat toelaatbaar en gegrond.
  • Het hof hervormt het beroepen vonnis.
  • Het hof verklaart de vordering van W.V. ongegrond. Het hof veroordeelt W.V. tot de kosten van het geding in beide aanleggen, aan de zijde van de Belgische Staat begroot op € 220,00 rechtsplegingvergoeding hoger beroep.


Dit arrest werd uitgesproken in de openbare zitting van vierentwintig april 2012 door:

D. WOUTERS, Raadsheer wd. voorzitter
M. GHYSELEN, raadsheer
B. PEETERS, plaatsvervangend raadsheer
A. VAN LINT, griffier.


Aantekeningen

Kritiek

Was in onderhavig geval sprake van een AOW-uitkering die (onrechtstreeks) betrekking heeft op een beroepswerkzaamheid (artikel 34, §1, 1° WIB'92)? Dient dan te worden gekeken naar deze specifieke AOW-uitkering of naar de AOW-uitkering in algemene zin?

Belanghebbende heeft nimmer beroepswerkzaamheden verricht. Haar AOW-uitkering heeft dan ook geen betrekking op daar haar verrichte (beroeps)werkzaamheden. Toch komt het hof tot belastbaarheid van onderhavige AOW-uitkering. Het hof moet daarvoor terugvallen op AOW-uitkeringen in algemene zin. Deze kunnen - inderdaad - (onrechtstreeks) betrekking hebben op beroepswerkzaamheden. Belanghebbendes AOW-uitkering wordt belast, omdat deze bij anderen kan samenhangen met beroepswerkzaamheden.

Zo krijgt het hof het voor elkaar om beroepsinkomsten (artikel 23 WIB'92) te constateren, zonder dat (beroeps)werkzaamheden zijn aan te wijzen. Het hof heeft 'onrechtstreeks' wel erg ver moeten oprekken. Te ver? Het is te hopen dat belanghebbende in cassatie gaat.[2]


Voetnoten

  1. (Nog) niet elders gepubliceerd.
  2. Het is niet bekend of beroep is cassatie is ingesteld.