Rechtbank Antwerpen, 6 juni 2012, nr. 10/3348/A en 11/277/A

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Rechtbank Antwerpen, 6 juni 2012, A.R. Nr. 10/3348/A en 11/277/A[1]


Uitspraak

VONNIS gewezen en uitgesproken in het gerechtsgebouw te Antwerpen, op zes juni tweeduizend en twaalf

in openbare zitting van de 4 F kamer van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, al waar zetelden:

  • P. Wolles, enig rechter,
  • N. Daneels, griffier.


In zake: A.R. Nr. 10/3348/A + 11/277/A


1. [H.C.],
gepensioneerd
2. [B.E.],
gepensioneerd,
beiden wonende te 2970 Schilde, []
EISENDE PARTIJEN
  • verschijnende bij meester R. Portocarero, advocaat, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Lange Van Ruusbroecstraat 71.


tegen:


DE BELGISCHE STAAT,

Federale Overheidsdienst Financiën, Administratie der Directe Belastingen, Gewestelijke Directie Antwerpen II, vertegenwoordigd door de Gewestelijk Directeur der Directe Belastingen Antwerpen II, wiens kantoren gevestigd zijn te 2500 Lier, RAC Kruisbogenhofstraat 24 bus 1.

VERWERENDE PARTIJ
  • verschijnende bij mevr. [L.K.], in hoedanigheid van fiscaal deskundige.


Gezien de stukken in het dossier der rechtspleging, onder meer:

In zake: A.R. Nr. 10/3348/A

  • het verzoekschrift neergelegd ter griffie op 18 mei 2010,
  • de beschikking verleend overeenkomstig artikel 747, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek op 11 juni 2010,
  • de besluiten van partijen.

En in zake: A.R. Nr.11/277/A

  • het verzoekschrift neergelegd ter griffie op 12 januari 2012,
  • de conclusie van verwerende partij neergelegd ter griffie op 18 februari 2011.

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken.

Gelet op de verordeningen van de Raad van de ministers nummer 974/98 van 03 mei 1998 en nummer 1103/97 van 17 juni 1997 en de wetten van 26 juni 2000 en 30 juni 2000 ter invoering van de euro.

Gehoord de partijen in hun middelen en gezegden ter zitting van 9 mei 2012.


Inzake A.R. 10/3348/A

Gelet op de aanslag in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2008, kohierartikel [], supplement aan kohierartikel [], uitvoerbaar verklaard op 4 september 2009 en verzonden aan de belastingplichtige op 7 september 2009.

Gelet op het bezwaarschrift tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur der directe belastingen.

Gelet op de bestreden beslissing van de ambtenaar gedelegeerd door de gewestelijke directeur te gewestelijke directie Antwerpen II van 23 april 2010 en op dezelfde datum aangetekend verzonden aan de belastingplichtige, waarbij het bezwaarschrift werd afgewezen.

Gelet op het verzoekschrift tijdig neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 18 mei 2010 waarbij een afschrift van de bestreden beslissing was gevoegd.

De vordering beoogt de bestreden aanslag over de AOW uitkering te ontheffen en verweerder te veroordelen tot de kosten van het geding.


Inzake A.R. 11 /277/A

Gelet op de aanslag in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2009, kohierartikel [], uitvoerbaar verklaard op 9 april 2010 en verzonden aan de belastingplichtige op 12 april 2010.

Gelet op het bezwaarschrift tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur der directe belastingen.

Gelet op de bestreden beslissing van de ambtenaar gedelegeerd door de gewestelijke directeur te gewestelijke directie Antwerpen II van 26 november 2010 en op dezelfde datum aangetekend verzonden aan de belastingplichtige, waarbij het bezwaarschrift werd afgewezen.

Gelet op het verzoekschrift tijdig neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 12 januari 2011 waarbij een afschrift van de bestreden beslissing was gevoegd.

De vordering beoogt de bestreden aanslag over de AOW uitkering te ontheffen en verweerder te veroordelen tot de kosten van het geding.


Samenvoeging

Deze 2 zaken, gekend onder A.R. 10/3348/A en A.R. 11/277/A, zijn nauw samenhangend en worden omwille van een goede rechtsbedeling samengevoegd zodat de rechtbank uitspraak doet in één vonnis.


Beoordeling

Het wordt niet betwist dat de heffingsbevoegdheid terzake de vanuit Nederland verkregen Algemene Ouderdomswet-uitkering, afgekort AOW-uitkering, verdragsrechtelijk aan België is toegewezen.

Huidige betwisting is dan ook beperkt tot de vraag of deze Nederlandse AOW-uitkering effectief belastbaar is.

Teneinde als beroepsinkomen belastbaar te kunnen zijn overeenkomstig de artikelen 23 en 34 § 1,1° WIB92 moeten de pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een beroepswerkzaamheid.

De Nederlandse AOW-uitkering maakt normaal en gebruikelijk een beloning uit voor een vroegere dienstbetrekking, doch op grond van een solidariteitsgedachte kunnen bepaalde personen, die geen dienstbetrekking uitoefenden, toch een AOW-uitkering krijgen.

Te dezen heeft eiser in Nederland ongetwijfeld beroepswerkzaamheden verricht.

Bijgevolg staat het ontegensprekelijk vast dat zijn Nederlandse AOW-uitkering rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking heeft op een beroepswerkzaamheid en deze uitkering dan ook terecht werd belast als pensioen (vergelijk Cass. 12 november 2009 inzake F.08.0040.N).

Daarentegen blijkt nergens uit dat eiseres in Nederland beroepswerkzaamheden heeft verricht zodat haar Nederlandse AOW-uitkering dan ook noch rechtstreeks noch onrechtstreeks betrekking heeft op een beroepswerkzaamheid en deze uitkering aldus niet belastbaar is als pensioen (vergelijk Cass. 12 november 2009 inzake F.08.0040.N).

Wat de rechtsplegingsvergoeding betreft, hebben beide partijen zich op de terechtzitting van 9 mei 2012 akkoord verklaard met een bedrag van 1.320,00 EUR voor beide zaken samen indien eisers in het gelijk worden gesteld, waarvan de rechtbank akte kan verlenen.


Om deze redenen

De rechtbank,

  • Rechtdoende op tegenspraak,
  • Alle andere en strijdige conclusies verwerpend,


  • Voegt de beide zaken, gekend onder A.R. 10/3348/A en A.R. 11/277/A, samen wegens samenhang en in het belang van een goede rechtsbedeling en doet uitspraak in één vonnis.
  • Verklaart de vorderingen toelaatbaar en als volgt gegrond.
  • Wijzigt de bestreden beslissingen en opnieuw beslissende,
  • Verleent ontheffing van de bestreden aanslagen in de mate dat de AOW-uitkering van eiseres werd belast.
  • Beveelt de herberekening van de bestreden aanslagen.
  • Veroordeelt eisers en verweerder ieder tot de helft van de kosten van het geding tot op heden door
  • eisers begroot op 1.320,00 EUR rechtsplegingsvergoeding en door de rechtbank vereffend op de helft van 1.320,00 EUR rechtsplegingsvergoeding, zijnde 660,00 EUR;
  • verweerder niet begroot en derhalve door de rechtbank niet vereffend.
  • Wijst het meer en I of anders gevorderde af.


Aantekeningen

Blijkbaar deelt raadsheer Wolles niet de mening van Hof van Beroep Antwerpen, 24 april 2012, nr. 2012/AR/697. Daar valt iets voor te zeggen. Zie ook 'Kritiek' onder het arrest van Hof Antwerpen.


Vakliteratuur

  • Chantal Henkrickx, Noot onder Rb. Antwerpen 6 juni 2012 in TFR 2012, afl. 431, 976-980, “Belastbaarheid in België van AOW-uitkeringen: rechtspraak nuanceert”.
  • Chantal Hendrickx, Fiscale Actualiteit, 2012, nr. 29, p. 15.


Voetnoten

  1. Voor zover bekend niet elders gepubliceerd.